LOGOS DUO IN NEWFOUNDLAND (deel 5)
Oef, mijn "Harbour Symphony" is af...
Met het stadsplannetje in de hand gaan we samen met een groepje Sound Symposiumgangers op zoek naar de "Wine Vault". Volgens het programma worden daar binnen een uurtje Grimms Sprookjes met hedendaagse muziek opgeluisterd. Bizarre kombinatie, naar onze normen, maar het heerlijke aan dit Newfoundlandse muziekfestival is de integratie met de plaatselijke bevolking. Daardoor komen naast de internationale gasten, die zoals Pauline Oliveros soms een ijzersterke wereldwijde -nu ja westers wereldwijde - reputatie hebben weten op te bouwen, ook lokale volkskunstenaars aan bod. Menigmaal wordt er dan samengewerkt tussen lokale hedendaagse musici en landelijke liefhebbers en krijgen we merkwaardige resultaten. Het gevolg is vaak een verbluffende smeltkroes vol ideeën met vervaagde sociale stratifikaties, die nu eens een verfrissende mix oplevert, dan weer tot een rampzalige hutsepot leidt , waar zelfs een salon-Zenboeddhist bij verbleekt.
De Wine Vault is evenwel niet makkelijk te vinden. Het hele symposium lang is het telkens weer zoeken geblazen, omdat de lokaties maar vaagjes zijn gemarkeerd en het stadsplannetje zo goed als onbruikbaar, want overgesimplifieerd.
De sprookjes van Grimm passen wonderwel in de muffe, oude wijnkelder. Brandende toortsen en kaarsluchters als enige verlichting. Afwisselend een sprookjesdeel: een onverbloemde, niet gekuiste grimmige Grimm-versie, in schril kontrast met de lyrische muziek. Delf Maria Hohmann is duidelijk een ervaren muzikant die boeiend op de vertelsfeer weet in te spelen. Zonder dat het publiek er erg in heeft, luisteren we gemaatst naar hedendaagse klanken.
Bij het verlaten van de donkere wijnkelders aan het eind van de voorstelling, leren we Andrea Heuser uit Muenchen kennen. Ze stelt zichzelf voor als schrijfster, vertelt hoe ze werkt aan een novelle over indianen. Het klinkt me bizar in de oren. Old Chatterhand galmt tegen mijn schedelwand. Ze leefde in Kansas bij indianen en beweert boudweg dat Newfoundland de bakermat van alle indianen is...Al diskuterend lopen we tevoet naar het "MUN", wat staat voor University Newfoundland, maar wat de M betekent blijft me een raadsel. Het kan toch onmogelijk "Municipal" zijn, hoewel ... hier in St.-Johns kan je nooit weten.
Het wordt een hele tocht, want de weg klimt onophoudelijk omhoog en we moeten nog een heel stuk verder, dan het huis van Debby en Len, waar we gelogeerd zijn. Zo'n eind klimmen, pffff, straks zijn we niet alleen veel te laat voor het koncert, maar is het misschien reeds afgelopen. Dan mogen we op onze stappen terugkeren, want de volgende festivalaktiviteit is weer "downtown" gepland.
We moeten ook nog even zoeken, lopen een paar keer verdwaald, vinden tenslotte toch de universiteitskampus, na een grote begraafplaats te zijn gepasseerd. Aan de rand van deze dodensite prijkt waarachtig een groot "Health Care Center". Ik kan mijn ogen niet geloven. Niet bepaald gezellig voor de klanten van dat centrum, zo'n uitkijk op niets dan graven. Wie komt nu toch op zo'n stom idee? Dat zal me een vrolijke gezondheidszorg wezen.
Het Kevin Volans koncert stelt niet veel voor. Ik had wellicht weer teveel verwacht. Klavecimbel, cello en slagwerk in een pseudo Afrikaanse sfeer. Kevin pronkt graag met zijn Zuidafrikaanse origine, maar daar blijft het verder ook bij. Geef mij maar of experimentele of etnische muziek, doch een allegaartje van de twee, doet me de wenkbrauwen fronsen.
Het tweede deel van het optreden speelt Gayle Young op haar zelfgebouwde instrument, dat niet al te goed tot zijn recht komt door een erbarmelijke versterking en zo een snerpende metaalklank laat horen. Gayle is een fascinerende vrouw, die ondertussen ook hoofdredakteur is van het ophefmakende Canadese nieuwe muziektijdschrift bij uitstek, Music Works. Na afloop van het optreden, maak ik even een praatje met haar over de versterking en het instrument. Zelf is ze ook teleurgesteld, maar heeft straks nog een soort soundscape event in openlucht in petto, vertelt ze opgetogen. "That will be real fun".
Gayle Young bij enkele instrumenten van Don Wherry
Verstopt in de de coulissen van het grote universiteitstheatergebouw vinden we de "soundinstallation" van Rita McKeough uit Vancouver. Het is een schitterend environment met op de vloer vele paren automatisch trommelende drumsticks, kleine speakers op lange stelten, die de stemmen van een zangeres en een koor weergeven en een rustgevende projektie van golven. Ze vertelt ons dat haar installatie refereert aan een oud zeemansgebruik in de streek. Bij de begrafenis van een verdronken zeeman werden steevast trommels op het strand gespeeld. De liederen, die door de luidsprekertjes klinken, handelen over de vrouwen die tevergeefs wachten op de terugkeer van de vissers. De klagende koren zingen over de dode en vermiste mannen.
audio-art installatie van Rita McKeough - Godfried praat met Rita McKeough
We worden even stil bij de gedachte aan de hier in St-Johns zo ijzige oceaan, maar ook zonder dit zeemansverhaal blijft haar installatie een innige kracht uitstralen.
Dit geheel in tegenstelling tot de klankinstallatie van Bently Jarvis. Een weliswaar estetisch ogende buizenkonstruktie, die in de galerieruimte visueel wel goed oogt, doch op gebied van klanken een miskleun is. Het ding werkt ook helemaal niet naar behoren, merkt Godfried-Willem op. Ik sputter nog wat tegen, maar ondertussen is Sound Symposiumorganisator, Kathy Clark, ons komen vervoegen en moppert mistevreden, dat dit onding nooit had geïnstalleerd mogen worden. "Ah, had ik dat maar eerder geweten, ik zou dit werk geweigerd hebben."
Hoogtepunt van de toch wel zeer volle festivaldag is het avondkoncert met o.a. Moritz Eggert uit Muenchen. Hij heeft een groots opgezet orkestwerk geschreven voor uitsluitend typisten. De typmachines ratelen aan een stuk door en af en toe klinkt het geheel kwasi militaristisch. Maar gelukkig heeft Moritz, die de vriend van Andrea blijkt te zijn, een uitstekend gevoel voor humor. Zo doorprikt hij de marsiale sfeer en goochelt met gimmicks, die fel gesmaakt worden door het talrijk aanwezige publiek.
Andrea Heuser en Moritz Eggert op Cape Spear
Als slot van de avond volgt een vreselijke voorstelling volksmuziek. De harpiste, Gayle Tapper, levert binnen het genre behoorlijk werk, maar John Thompson verknalt het ganse gebeuren. Hij demonstreert op een irritant naïef belerende manier zijn arsenaal instrumenten, waar oa renaissance raketten toe behoren, maar hij blijkt geen van allen behoorlijk te kunnen bespelen... Tot overmaat van ramp verkoopt hij daarenboven zeer flauwe grapjes. Gewoon niet te aanhoren. Resultaat, we muizen stilletjes de koncertzaal uit en keren tevoet terug doorheen de verlaten straten.
Met moeite vinden we het huis, waar we logeren terug. Onze gastheer en gastvrouw zijn nog niet thuis. Nu maar hopen dat de sleutel zich op de afgesproken plaats in de portiek bevindt. En ja hoor, dat is zo. Maar nog maar nauwelijks binnen of er wacht ons een onaangename verrassing. Een onbekende man, die dronken lijkt, stapt prompt het huis binnen. Blijkbaar zijn er meerdere sleutels in omloop. Hij mompelt binnenmondse klanken, die ik meen te ontcijferen als iets wat lijkt op: "Is this the right house, is this my house", en prompt, met ingehouden adem, snauw ik hem toe: "No, not at all. This is the house of Debby and Len. So please get out." Doch de man laat zich niet zo vlug afschepen. "Strange, moppert hij, same kitchen, same table". This must be my house. Ik murw hem bruusk de deur uit. Schrik van mijn eigen heldhaftigheid, hoewel ik mijn knieën voel knikken. Wanneer de deur dicht is, schuif ik er de grendel voor. Hol naar de achterdeur en vergrendel ook deze. Maar dit betekent wel dat we niet kunnen gaan slapen, want nu kunnen Debby en Len er straks ook niet meer in. Zouden zij nog naar het optreden van Prehistoric Music of Ireland blijven luisteren? Wellicht wel, want ze zijn beiden zelf volksmuzikanten. Iedere avond wordt daarbij nog in de vroege uurtjes afgerond met een vrij podium in de Ship Inn, maar dat zullen ze hopelijk net als wij overslaan tot de laatste avond.
Terwijl ik in de badkamer mijn tanden poets hoor ik gerommel aan de voordeur. Zouden zij het al zijn, of zou die dronken eenzaat terug een poging wagen om binnen te raken. Ik sluip behoedzaam de trappen af en herken de stem van Len in gesprek met die andere man. Ik schuif de grendel weg en daar staat Len inderdaad met dat ander, mij ondertussen welbekend heerschap, vriendschappelijk te praten. Ze kennen elkaar blijkbaar heel goed. De bizarre kerel kijkt me met haatogen aan. Len merkt niets en het schaamrood stijgt me naar de wangen. "Same kitchen", had hij toch gezegd. Wellicht is het een vriend des huizes. Vlug opper ik maar dat ik erg moe ben en dus ga slapen. Len roept me nog vrolijk na: "Great folk concert, didn't you think so. That man is incredible. Such a collection of instruments. Fantastic, didn't you think so?" Hmmm, het is wellicht mijn avond niet.
Ik kruip maar diep onder de slaapzak op de geimproviseerde gastenkamer. De benedenetage van een stapelbed herbergt onze moeë lichamen. Helaas bij iedere draai, kraakt en steunt het metaal onheilspellend en houdt ons een goed deel van de nacht wakker.
|