Recensie: Spinnigans Wake in Fanish
Op 5 November jl. mochten we maar liefst twee ikonen in het performance - genre verwelkomen: de dichter - antologist Jerome Rothenberg en de minimalistische pianist Charlemagne Palestine, allebei raszuivere New Yorkers en gezegend met een goedgevuld en allerminst onbesproken verleden. Onze zaal was er in zekere zin voor klaargestoomd, met een podium dat werd afgezet door negen massieve pompoenen - Halloween echode enigzins na. De gebruikelijke rekwisieten (knuffels, poppen en cognacglazen) waren ook voorhanden en flankeerden voor de gelegenheid onze eigen Philips Pavillion-recorder die ooit nog dienst deed op Expo 1958. Een grammofoonplaat met de beeltenis van een andere ikoon, Edgard Varèse, bekroonde het geheel. Uiteraard hield een programmatitel als Spinnigans Wake in Fanish onze verwachtingen hooggespannen.
Rothenberg's bijdrage in de eerste helft viel sober maar gedisciplineerd te noemen. Hij bracht een antologie van oud en recenter werk waarbij hij zichzelf soms begeleidde op een met korrels gevulde kalebas. Zoals steeds waren de op indianenliederen geïnspireerde inkantaties van de partij, maar evengoed kregen we een ingetogen, elke vorm van spektakel mijdende voordracht van Hugo Ball's klassieker Karawane.
Alles wat hij voordroeg werd vriendelijk bekommentarieerd dan wel onderbroken door Charlemagne Palestine, die terloops de zaal rondging en de aanwezigen van een haarzuiver aangestreken glastoon liet genieten. Diezelfde Palestine nam de tweede helft voor zijn rekening, maar ontgoochelde enigzins. Hij zorgde geregeld voor de komische noot met een reeks handelingen waarbij de grens tussen real life en performance voor we het goed en wel doorhadden wegviel, maar wie zijn inmiddels legendarisch geworden Strumming Music verwachtte, was eraan voor de moeite. Toen hij plaatsnam achter het klavier, de eerste noten aansloeg en er aan toevoegde: 'Do you hear how dangerous these sound?' dachten we: 'Fijn zo, hij komt dan toch nog op dreef'. We zetten ons op zijn minst schrap voor een ongehoord spektakel, minder verwachtten we niet van zo'n persoonlijkheid.
Helaas, we bleven op onze honger zitten: Palestine onderbrak na twee minuten zijn pianospel en het komende halfuur herhaaldelijk zichzelf. Daarbij mijmerde hij hardop over zijn jeugd in New York, zijn studietijd bij Rothenberg, de Europese roots van zijn voorvaderen, zijn eerste kontakten met Logos in het PSK, enzovoorts. Anderzijds, de vurige brille van de voor De Vergankelijkheid immuun lijkende Palestine werkte zo aanstekelijk, dat hij gauw de zaal op zijn hand kreeg als een veredelde stand up - comedian, nu en dan gebiologeerd stilstaand bij de archivarische schoonheid van de Philips Pavillion-recorder. Kort samengevat: al kregen we niet wat we gehoopt hadden (maar wat hadden we nu ook alweer gehoopt?), we werden weggeplukt uit het voorspelbare leven van alledag om voor even de dadaïstische eter op te snuiven op Planeet Palestine & Rothenberg. En dat kon als verademing toch tellen.
Tekst & foto's: Sebastian Bradt.
|