index     kalender     koncertberichten     logos on the road     kolofon

 

Koncertberichten

 

Cinéma Concrète

donderdag 11 september 2008 om 20u

Pierre Schaeffer programma:
  • Walerian Borowczyk & Jan Lenica: Dom (1958) - muz. Wlodzimierz Kotonski.
  • Walerian Borowczyk: Les Jeux Des Anges (1964) - muz. Bernard Parmegiani.
  • Kazimierz Urbanski: Igraszki (1962) - muz. Andrzej Markovsky.
  • Piotr Kamler: Coeur de Secours (1973) - muz. François Bayle.
  • Piotr Kamler: Le Pas (1975) - muz. Bernard Parmegiani.
  • Jean Painlevé: Les Amours de la Pieuvre (1965) - muz. Pierre Henry.
  • Twee afleveringen uit animatieserie Les Shadoks - muz. Robert Cohen – Solal.


Een komponist die in de jaren '60 en '70 vaak muziek maakte voor experimentele films is Bernard Parmegiani (°1927). Die had zich - na Pierre Schaeffer te hebben leren kennen - in 1959 vervoegd bij de net opgerichte studio van GRM (Groupe des Recherches Musicales). Parmegiani was daar verantwoordelijk voor de afdeling Musique / Image en werkte samen met filmmakers als Peter Foldes, Robert Lapoujade, Piotr Kamler en Walerian Borowczyck. In de periode dat hij zijn bekendste elektroakoestische werken schreef (zoals De Natura Sonorum in 1975) maakte hij zelf ook drie kortfilms: L'œil Ecoute, L'Ecran Transparent en Jeux d'Artifice.

Een van de filmmakers met wie Parmegiani samenwerkte en die uitgebreid aan bod komt op dit koncert is de Pool Walerian Borowczyck. “Walerian Borowczyk was a twisted man, whose films were infused with a unique cruelty and weirdness. He started out making extraordinary animations, graduated to directing classics such as Goto, Island of Love and La Bête, and then ended up directing Emmanuelle 5, which I think is a perversely fitting end.” Een bondige samenvatting van leven en werk van deze Poolse filmmaker door Terry Gilliam (die de animaties maakte voor Monty Python's Flying Circus).

In 1958 maakte Borowczyk samen met Jan Lenica Dom (Russisch voor Huis), een animatiefilm waarin de invloed van het surrealisme duidelijk merkbaar is. Op de Internationale Experimentele Filmkompetitie van de Wereldtentoonstelling in Brussel kreeg deze film de grote prijs. De muziek werd gemaakt door Wlodzimierz Kotonski, een sleutelfiguur binnen de Poolse avant-garde van de jaren vijftig en zestig en directeur van de Elektronische Muziekstudio van de Muziekakademie in Warschau. Kotonski maakte naam als de komponist van de eerste Poolse konkrete muziek met zijn Studie over een Slag op een Cymbaal in 1959. Daarna werd hij een gekende naam in de internationale elektroakoestische muziekwereld. Een jaar na de film Dom verhuisde Walerian Borowczyk naar Parijs en maakt daar een reeks kortfilms, vaak van provokatieve aard. Traditie, familie, kerk en gezag moeten het ontgelden en de erotiek is alomtegenwoordig. Les Jeux des Anges, waarvoor Parmegiani dan weer de muziek schreef, is hiervan een duidelijk voorbeeld: beelden en tekeningen van verminkte engelen, massaslachtingen, kille ruimtes, orgels en naakten die doen denken aan de schilder Félicien Rops wisselen elkaar met bloederige regelmaat af.

De levensloop van Piotr Kamler (1936) vertoont veel gelijkenissen met die van Borowczyck. Ook Kamler was uit Polen afkomstig, verhuisde in 1959 naar Frankrijk en leerde daar Pierre Schaeffer kennen zodat hij in kontakt kwam met komponisten van elektronische muziek zoals Iannis Xenakis, François Bayle en Ivo Malec. Wat inhoud en stijl betreft, is er echter een hemelsbreed verschil tussen Kamler en Borowczyck. Kamler hanteert een zeer geraffineerde, grafische stijl met veel zin voor detail en koloriet. Hij kreëert een fantasiewereld waarin de spiritualiteit een doorslaggevende rol speelt.

Le Pas (waarvoor Bernard Parmegiani weerom de muziek maakte) toont een kubus die uit elkaar waait en zichzelf op een andere plek reproduceert. Het opschrift van Kamler bij deze film luidt: Parabole de la vie à travers la marche à l’infini d’un cube composé d’une multitude de feuilles. Il se détruit pour se recomposer plus loin... Het verbluffend mooie Coeur de Secours wordt dan weer voorafgegaan door het motto: Conte philosophique: l’amour désespéré d’un clown lunaire pour une demoiselle à l’intérieur d’une horloge arrêtée. De soundtrack hiervoor werd verzorgd door de Fransman François Bayle. Bayle was al sinds 1958 bij GRM betrokken en leidde vanaf 1975 - op het moment dat GRM opging in het INA (Institut National de l'Audiovisuel) tot 1997 deze werkplaats voor elektronische muziek.

Igraszki (Playthings), uit 1962 van Kazimierz Urbanski is een tweekleurenanimatie over geweld en oorlog en alludeert op een historisch overzicht van de jacht in de prehistorie tot het gebruik van kernwapens. De soundtrack is volledig elektroakoestisch en werd verzorgd door Andrzej Markovsky, pseudoniem van Marek Andrzejewski. Markovsky / Andrzejewski was zowel dirigent als komponist van Poolse origine. Na in WO II korte tijd staatsgevangene te zijn geweest (hij was betrokken bij het Poolse verzet) ontvluchtte hij zijn vaderland en ging aan het Trinity College of Music in Londen verder studeren. Daarna volgde een meer dan rijkgevulde en uiterst suksesvolle karrière waarbij hij in de eerste plaats als dirigent tal van gerenommeerde orkesten leidde en op toernees de halve wereld afreisde.

In 1965 draaide Jean Painlevé (1902) Les Amours de la Pieuvre (over de voortplanting van de inktvis). Jean Painlevé was een dokumentairemaker (vooral bekend voor zijn natuurdokumentaires over het leven en de evolutie in de zee, een soort Jaques–Yves Cousteau avant la lettre) die in de jaren '20 en '30 in nauw kontakt stond met de surrealistische kunstbeweging zoals die zich in die tijd in Parijs manifesteerde. Painlevé was een leergierig man: hij studeerde wiskunde en logika aan de Ecole Polytechnique in Parijs met de houding om wiskunde eerder als een taal dan als een mysterie te zien. Nadien stapte hij over op biologie en vervoegde het Laboratoire d’Anatomie et d’Histologie Comparée, een onderzoeksfakulteit van de Sorbonne. Hij bracht op onnavolgbare wijze zeepaardjes, vleermuizen, mantelgarnalen en spiraalwormen met een haast menselijke attitude in beeld, vol erotische, komische en soms barbaarse trekken. Zijn filmische taal (hij noemt het zelf scientific-poetic cinema) is zonder meer vernieuwend voor zijn tijd: vaak maakt hij geraffineerd gebruik van slow motion, fastmotion en blurring. Voor Les Amours de la Pieuvre maakte Pierre Henry een bevreemdende elektronische klankband.

Pierre Henry (1927) mag voor het Logospubliek (en bij uitbreiding voor iedereen die met nieuwe muziek begaan is) geen onbekende zijn. Na perkussie en later kompositie te hebben gestudeerd bij Nadia Boulanger en Olivier Messiaen, richt hij in 1949 samen met Pierre Schaeffer de eerste home studio voor elektronische muziek op, de APSOME. In de jaren '50 en '60 volgen grote suksessen als Messe pour le Temps Présent (in samenwerking met Michel Colombier en in een koreografie van Maurice Béjart), Le Voyage (naar het Tibetaans Dodenboek), Messe de Liverpool, Fragments pour Artaud en La Tour de Babel. Samen met Schaeffer wordt hij beschouwd als de vader van de franse elektroakoestische muziek. Zijn invloed wordt heden ten dage volmondig uitgedragen door dj's als Fatboy Slim, Aphex Twin, Mr. Oizo en vele anderen.

Om deze avond mee af te sluiten, willen we ook nog twee korte afleveringen uit Les Shadoks laten zien. Les Shadoks is een uit 208 episodes bestaande Franse animatieserie die vanaf 1968 dagelijks op de televisie te zien was. Elke deeltje duurt 2 à 3 minuten. De maker hiervan is Jaques Rouxel, die dit alles realizeerde met behulp van de Société AAA (Animation Art - graphique Audiovisuel). Les Shadoks is van een absurditeit buiten kategorie en schetst ons de avonturen van de bizarre wezens op twee planeten: Les Shadoks en Les Gibis. Die eersten zijn een soort vogelachtige krijgers en houden zich bezig met het bevechten van bomen (sic!), terwijl de anderen vredelievender zijn, gitaar spelen en allemaal met een bolhoedje getooid zijn.

De soundtrack is van Robert Cohen–Solal, ook een GRM–komponist die al eerder samenwerkte met Kamler voor de animatiefilm Délicieuse Catastrophe. Cohen–Solal werd in 1943 in Algiers geboren, kreeg viool– en muziekteoretisch onderricht en kaapte ooit een eerste plaats weg op een talentenjacht in Nîmes. Hierdoor spoorde zijn leraar hem aan zich verder in het vioolspel te vervolmaken in Parijs, maar eenmaal daar aangekomen, raakte Cohen–Solal verslingerd aan de experimenten van GRM. Les Shadoks blijft zijn bekendste werk, iets wat hem eigenlijk erg frustreert, omdat hij zijn overige stukken (onder andere de muziek die hij voor de toneelgroep Le Graffiti o.l.v. Philippe Goyard schreef) veel representatiever vindt.






<M&M> Robotorkest 'Inter-Facing'

dinsdag 16 september 2008


Dit koncert draait voornamelijk rond het tema interfaces en aanverwanten. De in de stichting ontwikkelde sensoren en alle bespelingswijzen komen hier in de eerste plaats in aan bod in werk van Kristof Lauwers en de ontwikkelaar van de interfaces zelf, dr. Godfried-Willem Raes.

Mens en machine kunnen (nog) niet zonder problemen met elkaar kommuniceren. Letterlijk dan: zo is de informatie die voor een mens begrijpelijk is (bijvoorbeeld de analoge inhoud van woorden en beelden) niet hetzelfde als de informatie van bijvoorbeeld een komputer (die strikt in enen en nullen redeneert). Hier hebben ze een brugje, een intermediaire schakel tussen twee systemen voor nodig. Zoiets heet een interface. Interfaces zetten informatie van het ene systeem om in begrijpelijke en herkenbare informatie van een ander systeem. Bij Logos hebben we inmiddels een heus arsenaal van interfaces, die door Godfried-Willem Raes ontworpen zijn. Dit heeft in de loop der jaren tot heel wat nieuw, specifiek bewegingsgestuurd werk geleid: <A Book of Moves> (1992), <Songbook> (1995), <Slow Sham Rising> (2000), <Gestrobo> (2002), <TechnoFaustus> (2000–), <Quadrada> (2003) en <PicRada> (2005 - 2006).

En er zijn heel wat types onder de interfaces: holosound, een tetraëdrische konstruktie die een ultrasone, konstante toon uitzendt en vanuit drie hoeken door de speler(s) gereflekteerd wordt, picradars die de menselijke massa en de snelheid / hoek waarmee die verplaatst wordt kunnen meten, druksensoren, infraroodsensoren, etc... Alle robots waaruit het <M&M> orkest bestaat, kunnen aan de hand daarvan worden bespeeld. Deze sensoren voelen de input van de menselijke spelers en bespelers. Enerzijds zijn er de sonar - en radarsensoren die de robots toelaten een goede perceptie te hebben van de motorische input gegeven door dansers en performers, anderzijds zijn er ook de auditieve sensoren, die de robots van heuse oren voorzien. Nieuw op dit vlak is wel, dat ze nu ook wat aan stemherkenning kunnen doen, wat natuurlijk heel wat kreatieve mogelijkheden schept op het vlak van textsound - kompositie. De fokus in dit koncert ligt op interaktief werk van Kristof Lauwers en de robotbouwer zelf, Godfried-Willem Raes. Natuurlijk ontbreken ook bijdragen van Moniek Darge en Hans Roels niet op het programma.

We kunnen tevens stellen dat ons robotorkest er een nieuwe aanwinst bij heeft: Godfried-Willem heeft in een rekordtempo een speelgoedpiano tot een volwaardige automaat omgetoverd. En de toepasselijke naam ervoor is...<Toypi>.

Godfried - Willem Raes:
"In het bouwen van een automatische speelgoedpiano waren we beslist niet de eerste. Mijn goede vriend en kollega robotbouwer Trimpin, was me ruim voor op dit gebied. Mijn eigen ontwerp dat we hier verder toelichten vertrok evenwel geheel vanaf nul. We begonnen met het geheel demonteren van een 'Antonelli' drie - oktaafs speelgoedpiano. Alleen de 'harp' hielden we integraal over uit het origineel instrument. De klankkast en het chassis waren geheel uit plastic en gooiden we in de vuilnisbak. Gezien onze positieve ervaringen met gehard messing als klankbordmateriaal (cfr. <aeio>), lag het voor de hand verder te bouwen op de daarbij opgedane ervaring en dus ook hier een hard messing klankbord te gebruiken. Deze keer evenwel geen ingeklemd klankbord, maar wel een chladni plaat met vrije en elastische ophanging. Daardoor kan de resonantietoon van het klankbord heel laag worden gehouden met minimale oppervlakte. Voor de automatisering van de hamertjes gebruikten we aanvankelijk kleine buisvormige trekmagneten voorzien van een terugkeerveer.
Dat vergde evenwel nogal wat tussenmechaniek en overbrengingen met alle bijgeluiden vandien, zodat we reeds vrij vroeg in de bouw overschakelden op een aansturing via omgekeerd werkende kleine duwmagneten, voorzien van een houten slagkogelje. Een bijzonder ontwerpprobleem stelde de bijzonder kleine afstand tussen de toetsen en dus ook tussen de klankstaafjes onderling: ca. 11mm. Hierdoor was het onmogelijk de vele spoelen naast elkaar op te stellen zoals nodig om de staafjes op eenzelfde plek te kunnen aanslaan en zo een voor alle tonen gelijkblijvend timbre te garanderen. De diameter van de kleinst vindbare degelijke elektromagneten is ca. 14mm, wat ons noopte tot een geschrankte opstelling. Het pianochassis volgt grotendeels het model van een grote vleugelpiano maar werd hier helemaal in gelast inox uitgevoerd. Op de plaats waar men normaal het toetsenbord zou verwachten, plaatsten we de beide mikrokontroller boards voor de automatische besturing. Net zoals een grote piano, steunt ook <Toypi> op drie stevige poten voorzien van stalen wieltjes.

De stemming van speelgoedpianos is altijd een beetje een heikel punt. In het laagste oktaaf klopte de stemming van ons exemplaar vrij goed, maar in het middengebied was ze ongeveer een kwarttoon te hoog. Het bijstemmen van de staafje is een vrij riskante onderneming, hoewel het principe erg eenvoudig is: om de toon te verhogen moet het staafje gewoon een beetje worden ingekort. Om te verlagen, moet aan het inklempunt in de gietijzeren staaf met een vijltje rondom rond wat materiaal worden weggenomen. Overigens is de speelgoedpiano nooit helemaal 'goed' te stemmen, en dit vanwege de extreme inharmoniciteit van het voortgebrachte spektrum.

Op het eerste gezicht is het wel wat belachelijk om een automatische speelgoedpiano te bouwen, immers niet alleen kruipt er toch bijzonder veel tijd in de bouw en het ontwerp, maar ook zijn de kosten van zo'n automaat heel snel zowat het honderdvoudige van de kost van een speelgoedpiano op zich. Maar, niet alleen bestaat er wel behoorlijk wat eigentijdse literatuur voor het instrumentje, er zijn zelfs solisten die er het grootste deel van hun pianistieke karriere aan gewijd hebben, zoals bvb. de onvolprezen Margareth Leng Tan. Vanuit dat perspektief biedt ons automaatje wel degelijk perspektieven, niet in het minst omdat het nu mogelijk wordt om aan de kreupele en praktisch voor normale handen onspeelbaar kleine toetsen en de gebrekkige onbetrouwbare mechaniek helemaal te ontsnappen. Dankzij de automaat is het nu immers mogelijk de speelgoedpiano menselijk te bespelen middels een gewoon aanslaggevoelig klavier! Dat komputerbesturing ook mogelijk is ligt daarbij natuurlijk voor de hand. Hierbij kunnen trouwens de meest onwaarschijnlijke klanken aan het instrument worden ontlokt. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk kontinu aangehouden tonen te spelen, door de repetitie van de noten op te drijven tot 64 en meer aanslagen per sekonde. Uiteraard kan dit uitsluitend wanneer heel kleine velocity waarden worden gebruikt."







Martin Tchiba (D) - piano solo

dinsdag 23 september 2008

programma:
  • Nicolaus A. Huber: Disappearances (1995)
  • Gerhard Stäbler: Internet 1.5 (1996)
  • Daniel N. Seel: Hotei (1999) en Budai (2002)
  • Helmut Lachenmann: Wiegenmusik (1963)
  • Michael Denhoff: Skulpturen für Klavier (2000 - 2005)

Pianist Martin Tchiba (www.tchiba.com) werd geboren in Boedapest in 1982 en groeide op in Duitsland. Na zijn pianostudie bij Karl-Heinz Kämmerling in Hannover studeerde hij bij Thomas Duis aan de Hochschule für Musik in Saarbrücken en aan de Musikakademie Bazel bij Jean - Jacques Dünki. Daarnaast volgde hij masterclasses bij grote namen als Lazar Berman, Marie-Françoise Bucquet, Jan Marisse Huizing, György Kurtág en Jan Wijn.

Tchiba verwierf als pianist een groot aantal prijzen en onderscheidingen. Zo won hij in Duitsland de eerste prijs in de wedstrijd Jugend Musiziert, kreeg hij ondersteuning van de German Music Council en de Kunststiftung Nordrhein-Westfalen (Düsseldorf). In 2002 verkreeg hij de kulturele onderscheiding (Kulturförderpreis) van de Landeshauptstadt Saarbrücken. Hij ontving studiebeurzen van de Friedrich Ebert Stiftung (Berlijn / Bonn, 2003 - 2006) en de DAAD (Deutsche Akademische Auswechslungsdienst). Met Michael Denhoff volgde hij in Bonn aanvullende lessen kompositie en nam deel aan workshops met onder meer Earle Brown en Helmut Lachenmann. Tchiba won ook prijzen als komponist, waaronder die voor de meestbelovende jonge komponist van de GEMA en de Duitse Jeunesses Musicales (2000). Zijn komposities werden uitgevoerd door vooraanstaande ensembles en uitgezonden in Duitsland, Italië, Rusland en Nederland, o.a. tijdens de Internationale Gaudeamus Week in Amsterdam (waar hij in 2001 werd uitgenodigd als jongste komponist met twee werken), het A-Devantgarde Festival in München en in de Beierse Academie voor Schone Kunsten (München).

Martin Tchiba doet vaak toernees, treedt veelvuldig op als solist, in diverse kamermuziekbezettingen en kombineert in zijn recitals met sukses het traditionele met het moderne repertoire. Hij maakte diverse radio- en televisieopnames en in november 2006 werd op de Berlijnse radio (RBB Kulturradio) een één uur durend portret over hem uitgezonden. In 2008 verschenen twee nieuwe cd's van hem bij de labels NAXOS en TELOS. Voor dit koncert heeft hij een programma samengesteld met voornamelijk werk van Nikolaus A. Huber, Michael Denhoff, Gerhard Staebler en Daniel N. Seel.

“Wat voelt de piano voor en na elke aanslag van de pianist (en omgekeerd)? is het tema voor Disappearances. Elke pianoklank heeft zijn eigen, door de komponist voorgescheven kleur en dynamisch verloop. Dientengenvolgde heeft elke klank dan ook een eigen leven in het stuk, met een oorsprong, een hoogtepunt en een einde. Verdwijnen betekent onderduiken, vragen naar het eerste klinken, en wederopduiken. Verdwijnen betekent ook: opgaan in een andere klank, muteren, of als een nauwelijks waarneembare nevenklank een hoofdklank subtiel beïnvloeden” (Huber over eigen werk).

Nicolaus A. Huber (Passau, 1939) studeerde muziekpedagogie aan de Hochschule für Musik in München, alsook kompositie bij Franz Xaver Lehner en Günter Bialas. Later volgden masterclasses elektroakoestische muziek bij onder meer Karlheinz Stockhausen en Luigi Nono. Tot aan zijn pensioen in 2003 was Huber Professor of Composition aan de Folkwang-Hochschule in Essen. Zijn toonspraak is avantgardistisch, maar doorspekt met verdoken humoristische kunstgrepen, citaten en stilistische knipogen.

Internet 1.5 voor piano solo is opgedragen aan de Braziliaanse pianist Paulo Guimarães Alvares en behoort tot een reeks network compositions die uit vier delen bestaat: Strike The Ear, Den Mullfahrern Von San Francisco, Zeitsprünge en Nachbeben. Internet 1.5 maakt gebruik van materiaal uit deze vier stukken. Net zoals in het gelijknamige informatienetwerk zijn alle parameters door elkaar beinvloed en hangt elk muzikaal element met een ander samen. Voor de uitvoering kan de speler - ad libitum - drie radio's aanzetten, liefst een voor de muziek, een voor gepraat en een voor morsekodes, maar deze 'partijen' mogen evengoed op kassettespelers worden afgespeeld.

Gerhard Stäbler (Wilhelmsdorf, 1949) studeerde bij Klaus Huber. Hoewel hij aanvankelijk niet direkt een komponistenkarrière op het oog had (hij was meer betrokken bij muziekpolitieke aktiviteiten, koncertorganisatie en koördinatie van festivals allerhande), bereikte hij zijn eerste publieke sukses met de kompositie Den Müllfahrern von San Francisco. Hierna werd hij veel gevraagd om lezingen over nieuwe muziek te geven (o.a. op de Darmstadter Ferienkurse), en was hij regelmatig composer in residence aan onder andre Yonsei University (Seoel) en Stanford University (Californie). Stäbler schuwt noch het multimediale, noch de publieksparticipatie. Hij probeert in zijn werk alle zintuigen tegelijkertijd te betrekken, evenals de grenzen tussen kompositie, performance en improvizatie te doorbreken.

Budai en Hotei zijn beiden synoniemen voor hetzelfde begrip: het is de lachende boeddha, Bodhisattva Maitreya genaamd, de boeddha die Siddharta Gautama zou opvolgen en tevens een van de zeven Japanse geluksgoden en beschermpatroon van de kinderen is. Hij raakte geïnkorporeerd in de boeddhistische, taoistische en Shinto - kultuur en is gebazeerd op een excentrieke Chinese zenmonnik die in de tijd van de Liang - dynastie leefde. Overgenomen door taoisten en boeddhisten is Budai een godheid van tevredenheid, overvloed, ongedwongenheid en verlichting geworden. Hij wordt steeds afgebeeld met een brede, open glimlach, een kaal hoofd, naakte buik en schoudertas. Zijn beeltenis siert inmiddels tal van tempels, restaurants en amuletten” - (Daniel N. Seel).

Daniel N. Seel (1970, Saarbrücken) studeerde aan het konservatorium van Karlsruhe: piano bij Guenter Rheinhold en kompositie bij Walter Zimmerman en Wolfgang Rihm. Nadien ging hij zich vervolmaken aan de universiteit van Seoel (kompositie bij professor Sukhi Kang) waar hij een diepgaande interesse ontwikkelde voor de Koreaanse traditionele muziek. Nadien blijft hij aktief als zowel uitvoerder als komponist: hij ontving tal van beurzen om voort te studeren in Berlijn, Seoel en de Verenigde Staten en verzorgde de premières van werken van Walter Zimmerman, Stefan Wolpe en Ernst Von Siemens. Hij is tevens een gedegen kenner van het oeuvre van Morton Feldman.

Wiegenmusik is in geen geval een wiegenlied: dit erg vroege Lachenmann-werk bestaat uit een aaneenschakeling, een dicht weefsel van arpeggio's die krimpen en spreiden in de tijd. Nadat er eerst een reeks verdichtingen hebben plaatsgevonden, komt de muziek meer en meer op een volledige rusttoestand aan.

Helmut Lachenmann (Stuttgart, 1935) geldt vandaag de dag als één van de meest toonaangevende Duitse komponisten en muzikale denkers. Na van kindsbeen af te zijn ingewijd in de muziek a.d.h.v. pianostudie, koorzang en muziekteorie werd hij van 1958 t.e.m. 1960 Luigi Nono's eerste privéstudent. Hij heeft in de decennia die daarop volgden een rijkgevuld oeuvre bijeengeschreven waarin de nadruk ligt op een verregaande vernieuwing van de klank met louter akoestische middelen. Lachenmann is steeds zeer aanschouwelijk in het aanwenden van alternatieve speelwijzen, zonder daarbij aan fantasie in te boeten. Bij hem is er geen sprake van gratuite effektenjagerij: elke multiphonic, pitchbend of Flatterzunge heeft een retorische onderbouwdheid. Zijn oeuvre omvat voornamelijk orkestraal-instrumentaal werk en wordt soms omschreven als akoestische musique concrète.

“In 2000 kreeg ik van de komponist Michael Denhoff het verzoek om een opname van Skulptur 2 te maken. De opname zou gedraaid worden als achtergrondmuziek voor de werkzaamheden van een bevriend beeldhouwer, Wolfgang Ueberhorst. Deze had de muziek van Denhoff altijd zeer inspirerend gevonden en kon zich voor zijn volgende opdrachtswerk geen betere soundtrack inbeelden. Ik ging er op in, werd verleid door Denhoff's uitgebreide kosmos aan klankkleuren en vroeg de komponist om nog enkele Skulpturen als vervolg op Nr. 2 te schrijven. Inmiddels heb ik de premières verzorgd van de overige delen en is de hele cyclus inmiddels een terugkerend vijfluik in mijn repertoire. De delen mogen ook afzonderlijk gespeeld worden. Elke Skulptur heeft een eigen klankwereld die wordt aangevuld met een heel gamma alternatieve speelwijzen (aangeslagen harmonischen, geprepareerde registers, stomgedrukte toetsen met resultante echos, enz.). Zo wordt er bijvoorbeeld in de slotpassage van Skulptur 1 een uit 65 verschillende flageolettonen bestaande melodie gespeeld. De bewegingen die de pianist tijdens de uitvoering maakt (inside piano playing), is als koreografie eigenlijk een autonoom kompositorisch element van het stuk. De dynamische aanduiding in Skulptur I en IV is over de hele lengte tutta forza, alsof vereist wordt dat de uitvoerder verder gaat dan zijn eigen fysieke begrenzingen. In deel III slaat de atmosfeer als een emotionele tegenpool dan weer helemaal om; het is gekoncentreerde, transparante ekstaze. De muziek is zo rustig en intiem dat de tijd bijna stil lijkt te staan. - (Tchiba over Denhoff's werk)

Michael Denhoff (Ahaus, 1955) is van oorspring cellist (leerling van Siegfried Palm) en maakt op heden deel uit van verschillende kamermuziekformaties: Amadeus Quartett, Denhoff Piano Trio, Ludwig Quartett,... Zijn kompositiestudie heef hij afgerond bij Hans Werner Henze en Günther Bialas. Zijn stukken worden sterk geinspireerd door de expressionistische poëzie (Rilke, Celan, Beckett en Mallarmé) en schilderkunst (Chagall, Klee, Kandinsky). Zijn werk getuigt van een grote materiaalkennis, van veel gevoel voor harmonie en vorm en vertoont, naast Henze, invloeden van Bernd Alois Zimmerman, György Kurtág, Morton Feldman en Olivier Messiaen.