U hebt er tot bijna het einde van deze reeks artikelen op moeten wachten, maar ik wou u tot slot het <M&M> - gedeelte van Mikroton allerminst ontzeggen. Ook in onze eigenste Stichting Logos zijn de mogelijkheden om allerhande mikrotonale muziek te maken namelijk zeer uitgebreid, meer nog, ze breiden met de jaren uit. Naar analogie met Harry Partch, dacht ook Godfried-Willem Raes eraan dat er geen volstrekt nieuwe muziek mogelijk is, als men zich blijft beperken tot een gevestigd amalgaam van symfonische instrumenten die in geen eeuwen meer van vorm, hoedanigheid of speeltechniek, laat staan van stemming veranderd zijn. Met het oog op het verruimen van ekspressiviteit in de toonkeuze, bouwde Raes vanaf medio jaren '90 gestaag voort aan een heus automatenorkest dat op heden uit ruim 30 stuks bestaat. Een groot aantal van hen is specifiek voor mikrotonale muziek ontworpen en kan globaal in drie kategorieën onderverdeeld worden.
1. Ten eerste zijn er de kwarttonale robots die, naast een gangbare kromatisch register, een kwarttoonsregister hebben. Tweemaal hetzelfde toonreservoir dus, maar een kwarttoon t.o.v. elkaar verschoven. Tot deze kategorie behoren in kronologische volgorde <Tubi>, <Puff>, <Qt> en <Xy>.
2. Daarnaast zijn er de robots die, door hun heterogene samenstelling, non-equally tempered zijn. Een automaat zoals <Belly> bijvoorbeeld, is geen doelbewust getemperde robot, maar een soort tetraëdrisch gekonstrueerde beiaard met klokken van uiteenlopende grootte, dikte en samenstelling. Samen met <Belly> horen ook <Vacca>, <Vitello> en eigenlijk ook <Llor> tot deze groep waarvan elke klankkomponent een eigen kleur en toonhoogte heeft, volkomen los van een onderling tonikaal verband. Dit houdt ook in dat geen enkel interval binnen hun tessituur geheel gelijk is.
3. Een derde kategorie bevat die instrumenten die, naast de kromatische stemming, praktisch eender welke andere mikrotonale nuance kunnen produseren als men vooraf de juiste pitchbend-implementatie in de midifile voorschrijft. Robots als <So>, <Sire>, <Hurdy>, <Bono> en <Korn> vallen onder deze kategorie en zijn in staat om naast de 'gewone' noten ook tal val infleksies (+/- een halve toon) daarop te spelen. Die zijn noot per noot in te stellen en dus levert het voor de sequencer een pak werk op, maar teoretisch gezien is bij deze robots sprake van een zeer grote want machinale trefzekerheid. Bij deze laatste groep is het trouwens mogelijk om volop te eksperimenteren met centsharmonieën, voor wie dat mocht interesseren.
Wat ik ook nog wil vermelden, is de regelbare winddruk bij orgels als <Harma>, <Piperola>, <Bourdonola>, <Qt> en alle andere op punt staande onderdelen van <BarrelOrgan>: de luchtdruk die de tongwerken dan wel pijpen aanspreekt, is tot op grote hoogte instelbaar, maar verschilt van robot tot robot en is niet geschikt om bijvoorbeeld een zuiver kwarttonaal stuk voor <Piperola> mee te komponeren. De mikrotonale nuances zijn hier erg afhankelijk van de samenstelling van de robot. Pezewevers zullen ook aanbrengen dat <Vibi> en <Harma> a' = 451 Hz. als diapason hebben, maar deze minieme zweving t.o.v. van de rest van de robots is enkel werkbaar in zeer kleine bezettingen. En dan nog.
Nu, voor een gedetailleerde technische beschrijving van deze merkwaardige klankbronnen vrees ik u te moeten doorverwijzen naar deze webpage, maar ik kan in grote lijnen wel de orkestrale mogelijkheden schetsen. Bij de eerste kategorie zijn <Puff> en <Xy> de robots bij wie het kwarttoonskarakter minder duidelijk is (behalve dan in solostukken) doordat ze geen lange noten kunnen aanhouden zoals <Tubi> en <Qt>. Ze zijn echter des te beter aan te wenden als ze aksentuerende noten krijgen voorgeschreven in kombinatie met onderstaande robots. Er kunnen prachtige koppelingen gemaakt worden door bvb. een partij op <Xy> staccato aan te zetten en elke noot te verdubbelen in <Qt>, of de aanzet in <Puff> geven en resonantie in <Tubi> krijgen.
<Tubi>
<Xy>
<Puff>
Bij de non-equally tempered instrumenten is het een boeiende bezigheid om in de rest van het robotorkest naar toonhoogtes te zoeken die sterk aanleunen bij hun duidelijkst waarneembare toonhoogtes. Zo treft men in de Manual een hele look up - table van de midinoten aan die <Belly> aktiveren en daarboven een hele set van de in werkelijkheid waargenomen toonhoogtes. Het spelen met de afwijkingen van al deze deeltonen levert bijzondere resultaten op, getuige daarvan Kristof Lauwers' Study#1 voor <Belly> solo. In mijn eigen Opus Reptilicum (eerste versie) laat ik de akkoorden die in <Belly> worden aangeslagen, door <Qt> en <Sire> overnemen, om hun mikrotonale galm kunstmatig mee te gaan verlengen. Opvallend is ook het gemak waarmee het oor verbanden legt tussen de toonhoogtes: als <Belly> een luide noot speelt en <Korn> neemt diens grondtoon liggenblijvend over mits enkele komma's deviatie, ontstaat het trompe l'oreille-effekt van een glissando die er eigenlijk niet is. Beide tonen lijken naar elkaar toe te groeien.
<Hurdy>, de geautomatiseerde draailier, is uitgerust met elektromagneten die de snaren gekontroleerd kunnen doen trillen en dus het mikrotonale segment van de boventoonsreeks doen benaderen. Een illustratief tweeluik dienaangaande dit fenomeen (Religionszwang / Scientia Vincere Tenebras uit 2007) werd gekomponeerd door Godfried-Willem Raes.
De bouwer zegt het volgende over het opzet ervan:
"Dit stuk toont de afwezigheid aan van natuurlijke boventonen in de fysieke, reële wereld. In de meeste boeken over muziekteorie vind je de stelling dat de boventoonreeks van een snaar beantwoordt aan de reeks f(n) = n.fo, waarbij n in gehele getallen loopt van 1 tot boven de gehoorgrens voor f(n). Deze teorie is eerder religieus dan wetenschappelijk zoals we in dit stuk aantonen waar de snaren in een matematisch (of religieus) korrekte boventoonreeks klinken en waar we duidelijk horen dat het klankresultaat ver verwijderd is van wat die teorie voorspelt. De waarheid is dat geen enkel 3-dimensioneel objekt in de natuur trilt op een manier die overeenkomt met deze spektrale teorie van gehele getallen; enkel 1-dimensionele elektronische oscillatoren (in hard- of software) kunnen dit. Het elektromagnetisch mechanisme dat we voor <Hurdy> ontwikkeld hebben, heeft een extreem juiste precizie waarmee we de teorie van de natuurlijke boventonen kunnen falsifiëren door het effekt van de snaar te vergelijken met de opwekking van de elektromagneet. In dit stuk hebben we de verschillende reakties van de snaar op dit mechanisme gebruikt als een kompositorisch principe dat op een zeer natuurlijke wijze de dynamiek van het stuk bepaalt. Aan het begin van het werk spelen de twee snaren een D een oktaaf uit elkaar. Het aandrijvingsmechanisme van beide snaren verkent de verschillende boventoonreeksen waarbij de duur berekend wordt door de dissonantie/konsonantie-eigenschappen van de samenklanken. (...) Deze kompositie is volledig geschreven in software binnen het kader van mijn <GMT> programmeertaal. In Scientia Vincere Tenebras wordt - met dezelfde kode - de fysieke realiteit gebruikt om de boventoonreeks te bepalen. Hierbij worden eenheden als massa, densiteit, omtrek, kracht en Young's modulus opgenomen in de berekening van de frekwentiegenerator voor de elektromagnetische aandrijving. Het klinkend resultaat is veel resonanter en laat veel meer interferenties horen in de samenklanken. Dit werk heet dan ook 'Scientia Vincere Tenebras' omdat het meer de fysieke realiteit reflekteert dan de religieuze illusie."
Veruit de meest typerende mikrotonale robot die Raes in een onderzoeksprojekt voor de Hogeschool Gent bouwde, is <Qt>. Dit kwarttoonsorgel beslaat ruim twee maal zes oktaven die een kwarttoon verschoven zijn t.o.v. elkaar. Beide registers luisteren naar een verschillend midikanaal, dus als de komponist een stijgende kwarttoonsreeks wil spelen, is hij genoodzaakt de noten afwisselend te verdelen tussen het onderste (normale stemming) en bovenste (kwarttoons-) kanaal. Ofwel beschouwt de komponist de tessituur als één geheel en verdeelt hij de noten gewoon tussen bovenste en onderste notenbalk, ofwel kan hij beide tessituren als aparte gehelen, klankwerelden gebruiken. Dat lijkt, voor komponisten die altijd al op één notenbalk goochelden met kwartkruisen en -mollen, in eerste instantie verwarrend, maar het is iets dat snel went. Voorts geeft het een goede visuele kontrole over wat 'normaal' klinkt en wat te hoog. Voor de inauguratie van <Qt> tijdens de Week van de Hedendaagse Muziek in het Gentse Konservatorium werden kompositie-opdrachten uitgeschreven aan verscheidene komponisten. Hier volgt een korte samenvatting van hoe zij hun kwarttoonskonsept specifiek bekeken hebben.
Frank Nuyts (Two Quartertone Pieces Don't Make a Half One):
"Er was het gegeven "kwarttoonsorgel" met zijn specifieke timbrale mogelijkheden, en de dynamische specifiteiten, die voornamelijk bepaald worden door tekstuur. Toch wou ik allezins geen stukken maken die met een "diepe frons" moesten beluisterd worden. Geen ekstensies dus in de zin van seriële technieken in mijn "Two Qt pieces", dan wel een vrij traditionele aanpak met de kwarttoon als extra stapje in de kromatiek. (...) Wanneer men echter kwarttonen geritmiseerd superponeert, denkt men eerder aan een volkomen verkeerd geïntoneerd orgel, met een waanzinnig "slaan" van de toon tot gevolg. Verder ontdekte ik ook, dat door het samenpakken van kwarttonen, een soort wollige klank ontstaat, die dan weer in kontrast kan geplaatst worden met meer geartikuleerde momenten. Ik besef dat ik slechts een heel klein deelgebiedje van de mogelijkheden heb onderzocht: maar zoals ik in de titel ook duidelijk maak, deze twee stukken pretenderen samen zelfs nog niet eens een half stuk te zijn. Maar ze klinken wel heel goed na elkaar. En ze zouden maar half zo leuk geklonken hebben zonder die kwarttonen."
Barbara Buchowiec (Mars of the Liliqts):
"Mijn werk voor <Qt> en altviool is gebaseerd op samenklanken en klusters gebouwd in tertspatronen en toegepast op kwarttonen. Patronen vervolledigen elkaar schematisch in beide partijen. Even belangrijk is de ritmisering van de ontstane klankvelden en het onderzoek naar de dynamische mogelijkheden van de windkompressie bij de muziekautomaat <Qt> ten opzichte van het niet versterkte snaarinstrument."
Kris De Baerdemacker (Etude#2 voor orgel en <Qt>):
"In dit stuk gaat een organist(e) van vlees en bloed een dialoog aan met <Qt>. Die laatste biedt interessante mogelijkheden om met klankkleuren te spelen zoals kwarttonen en een regelbare winddruk. Een mooi meegenomen extraatje is de ruimtelijkheid in de dialoog aangezien <Qt> een "mobiel" orgel is. Zoals de titel laat vermoeden, komt er enige virtuositeit aan te pas, niet alleen voor de organist maar ook voor het mechanische orgel dat zeer snelle polyfone passages te verwerken krijgt."
Kristof Lauwers (Ulubmectsigsioseotlo):
"Mijn stuk begint met een eksploratie van de immense harmonische mogelijkheden die een kwarttoonssysteem te bieden heeft. Het is gebaseerd op een algoritme dat via stapsgewijze bewegingen de vreemde kwarttoonsakkoorden op een 'natuurlijk' klinkende wijze probeert aan te brengen. Vervolgens worden, vertrekkend van een tremolo op <Qt>'s allerhoogste noot, steeds permuterende melodische patronen uitgebouwd. Intussen ontwikkelt zich in de bassen onafhankelijk een tweestemmig random walk algoritme, dat later de basis vormt voor geaugmenteerde en gediminueerde spektraalakkoorden die de melodische patronen komen verstoren. Vanuit de melodieën ontwikkelt zich intussen een kontrapuntisch weefsel van accelererende ritmische motieven. Het geheel eindigt in een Nancarowiaanse klimax met elkaar in verschillende modulerende tempi kruisende kwarttoonstoonladders en -motieven. De titel is een permutatie van het woord Cogluotobusisletmesi, het befaamde werk van Clarence Barlow voor in kwarttonen gestemde piano."
Sebastian Bradt (Taxidermie):
"Het werk bestaat uit drie delen die in elkaar overlopen en benadert kwarttonaliteit vanuit drie verschillende hoeken. In SPCTRS (deel 1) maak ik een rekonstruksie van een 'ideaal' spektrum, inclusief een zo nauwkeurig mogelijke benadering van alle typerende intervallen daarbinnen. Daaruit volgt een voortgang die speelt met de plasticiteit van spektra: onderzocht werd, in welke mate de totaalklank van een orgel een gedaanteverwisseling kan ondergaan als zijn spektrum van buitenaf gemanipuleerd wordt. Als wij de klank van <Qt> als orgel - achtig herkennen omdat die zijn eigenheid ontleent aan die ontelbare boventonen van waaruit hij is opgebouwd, wat is het resultaat dan, als dat spektrum proportioneel gekneed en gemanipuleerd wordt...
In deel 2, TCHNFX, heerst een strikte spelgeest; een techno-evokatie waarvan de rijke melodisiteit op tal van manieren met kwarttonen (al dan niet in parallellismen) wordt omspeeld, verdubbeld, versierd, enz. Het is muziek die niets te bewijzen heeft, behalve de logika van zijn eigen struktuur.
Het derde deel XNHRMNS is, zoals de titel zegt, een xenharmonisch koraal waarin vertikale kwarttoonsharmonieën uitgewerkt worden, gealtereerde harmonische functies in de 24-toonsstemming. Hiervoor bedacht ik een soort hypermodale toonladder die op de zeven kerkmodi (ionisch, dorisch, frygisch, lydisch, etc.) gebaseerd is: elke modus wordt namelijk gekenmerkt door een kritisch interval. Ik nam alle kritische intervallen (bvb. dorische sikst, lokrische kwint) tesamen en verwerkte ze in één kwarttoonsmodus, die op zich alle intervalkarakteristieken bevat die door de kwarttoonsinfleksies extra geaksentueerd worden. Met dit toonmateriaal ging ik aan de slag om een diffuus, nachtmerrie - achtig koraal te maken dat naar het einde toe de luisteraar elke harmonische grond ontzegt."
Hans Roels (Soffitto):
"De komponist voert zijn werk zelf uit op een piano - keyboard dat verbonden is met de komputer die zowel <Qt> als <Xy> bestuurt. Na eksperimenten om muzikale technieken, versieringen, harmonieën en frasen te vinden die passen bij deze twee instrumenten, werden komputeralgoritmes ontwikkeld die tijdens de uitvoering de input van het keyboard bewerken. Sommige details en stukturele elementen zijn vooraf in meer of mindere mate vastgelegd, terwijl andere tijdens de uitvoering volledig 'open' zijn en veranderd kunnen worden. Net zoals in live - elektronische muziek lopen kompositie, improvisatie en interpretatie in elkaar over."
Yvan Vander Sanden (Abstract 9):
"Dit stuk is gebaseerd op een reeks van 10 tonen die gevarieerd wordt in klankkleur en ritme. Elk van deze ritmes komt uit een database met een duizendtal vooraf bepaalde ritmische entiteiten. De struktuur wordt onderbroken door improvisaties, waarbij <Qt> bespeeld wordt door twee Nintendo Wii remote controllers."
Terugkerende begrippen zijn vaak kleuring en omspeling. <Qt> is voltooid, het ware onderzoek naar diens uitgebreide harmonische en melodische mogelijkheden is volgens mij nog maar net begonnen.