Off-Hour Wait State
door Sebastien Paz Ceroni
Het is nu vier of vijf maanden dat ik voor het eerst de lokalen van Logos binnentrad. Via beelden en metaforen trachtte ik deze toen voor mij ontoegankelijke muziek in het mate van het mogelijke zin te geven. Toch bestaat er, voor zover ik weet, een wezenlijk verschil tussen muziek en beelden. Tijdens OFF-HOUR WAIT STATE, eerste dag van The International Zummo/Hamilton 2000 conference, werd ik doorheen de muziek, maar ook de beelden bewust van dit feit. Het concept van deze opvoering staaft namelijk op beelden, waardoor ik geen metafoor moest uitpluizen om deze muziek in kaart te brengen. Een andere invalshoek dringt zich op, waarbij de relatie tussen muziek en beelden dient onderzocht te worden. We hadden dat eigenlijk al meegemaakt tijdens de engelenzangen van Thomas Beimel, alhoewel er toen een metafysische wereld werd geschapen. Vandaag treedt een heel alledaagse wereld naar voren, de wereld van de subway, de ondergrondse. Een vraag stelt zich meteen bij een dergelijke evocatie: zal de muziek zich toespitsen op het ondergronds karakter of op de menselijke activiteit in deze context? Beide vormen misschien de kern van de zaak, de mens concipieerde onbewust een artillerie van geluiden die wij nu als ondergronds bestempelen. Het is ook treffend hoe de geluiden van de naderende metro gelijkenissen vertonen met het splijtend en kreunend geluid van bewegingen binnen de aardkorst. Het tsjilpend begin van Hamilton's analoge synthesizer is slechts een introductie, het ruisen van de sporen, het geknetter van elektriciteit en de donkere oertonen van een enorme luchtverplaatsing zijn daarentegen de openbaring van een ondergrondse beweging of de dagelijkse confrontatie van duizenden mensen met de oorsprong van het leven zelve. Deze dagelijkse kost wordt nu in al haar naaktheid weergegeven. Maar om het beeld van de realiteit niet te vertekenen, betreden de muzikanten deze omgeving als de enkeling die zich in een krioelende massa mengt, nog denkend aan de droom die deze nacht zijn geest achtervolgde. Ieder voor zich, duizenden individuen met een eigen geschiedenis, allen hebben desondanks hetzelfde momentane doel: zo vlug mogelijk weg zijn. In de verte klinkt de opzwepende toeter van de metro (nu vertolkt door de trombone). Gitarist, trombonist verschijnen nonchalant ten tonele en zetten zich een beetje vertwijfeld op een klapstoel. De fluitiste kondigt achter het publiek nog meer beweging aan terwijl de grillen van de slagwerker de volgende trein inluiden. Het geheel evenals de beweging (letterlijk) tussen de muzikanten, intensifieert zich. De fluit imiteert het geblaas van de machine, het gekreun van de remmen wordt door de trombone weergegeven. Het beeld van de trein is nu perfect zichtbaar, maar vreemd genoeg verschijnt er slechts een contrabas op de scène. Even heerst een bedreigende stilte, voor de motoren, door de contrabas, geactiveerd worden. De trombone blaast weer leven in de machine en dit stimuleert op zijn beurt een komen en gaan van de mensen. De sfeer degenereert plotseling naar een chaos van kreten alsof enorme krachten tevergeefs weerstand bieden aan deze geforceerde beweging. We treffen hier een tweede gezichtspunt van de muzikale illustratie, m.n. de beschrijving van krachten die een dimensie, eigen aan de machine, opwekken. Een ritmische structuur komt ongecontroleerd tevoorschijn, zoals verschillende onderdelen in een machine toevalligerwijs af en toe hun bewegingen lijken te synchroniseren. Toeval is het eigenlijk ook niet, hun verschillende cyclussen moeten logisch gezien op een bepaald punt overeenstemmen zoals de maan de zon om de zoveel tijd eens overschaduwt. Het baart de muzikanten in ieder geval geen zorgen, de toeschouwers evenmin. Alles verloopt in zo een diepe transcendente sfeer dat enige concentratie op het spel nauwelijks houdbaar is. Een universum van geluiden om zich in te verliezen. Eigenlijk helemaal dezelfde verwarring die je 's ochtends beleeft als je op de metro staat te wachten met deze uitzondering dat deze sfeer nu toeslaat in een omgeving waar ze niet thuishoort. Ik realiseer dat het luisteren van het heen en weer rijden van treinen best relaxerend kan zijn. Tom Hamilton is de enige die blijk geeft van een ander soort trance, ik noem ze de coördinerende trance. Met zijn handen bediend hij vele knopjes die, naar mijn vermoeden, vele functies bezitten en de toekomstige walm van geluiden gaan genereren. Hij bezit de structuur van de uitvoering in handen en bepaald zo de vaart en de richting van trein waarin we ons bevinden. Grappig genoeg zit hij voor zijn synthesizer alsof hij de bestuurder van de machine was.
Iets anders dat me is opgevallen in de muziek, zijn de sporen van jazz en rock. Het hedendaagse zit hem uiteraard in het concept en de enorme variëteit in klankkleur. Toch onderscheid ik bepaalde technieken, loopjes die verwijzen naar een typische jazzy klank. De gebruikte instrumenten lenen zich ook perfect tot een jazz-combo. Als de contrabassist een pizzicato uitvoert dan vertegenwoordigt hij evenals in de jazz, de voortstuwende kracht. We kunnen het geheel hoe dan ook niet in een hokje steken dat overeenstemt met een bepaalde stijl. De specialisten zullen er, over een paar decennia, na tal van discussies, betogen en bewijsstukken wel een naam op plakken.
Een ander heel bijzonder moment tijdens de opvoering was het solistisch stukje van de slagwerker. Met een trommel, waarin hij steentjes had gelegd, bootste hij het kenmerkend geluid na van een trein in doortocht. De leegte tussen twee sporen in genereert bij de passage van het wiel een typisch "getak". Het was zeer indrukwekkend hoe de slagwerker met dit bescheiden attribuut zo een realistische weergave van het geluid en ritme kon geven.
Beelden, beelden en nog eens beelden, maar plots kom ik tot het inzicht dat deze beelden niet nodig zijn om zich te laten meeslepen in deze tocht. Ik vermoedde het al een tijdje, het vreemd karakter dat ik aan de hedendaagse muziek toeschreef, begint me langzaamaan te ontsnappen. Structureel is het nog altijd moeilijk, maar in gevallen zoals deze, is het zoeken naar een structureel verband totaal overbodig. Het is iets dat veel mensen tevergeefs zoeken in de hedendaagse kunst, terwijl deze rode draad slechts intrinsiek aanwezig is in het concept. Vreemd allemaal, des te meer dat je het pas kan begrijpen als je er veel in contact mee komt, m.a.w. je moet het leren ervaren. Kunstenaars geven zich niet meer bloot aan het publiek, ze worden zoals de toeschouwers een deel van het publiek. Is er een vorm van vervreemding ontstaan tussen beide partijen? Nee, integendeel, ze zijn nu dichter bij elkaar omdat ze eenzelfde principe volgen. Kunstenaars zijn heden ten dage bewust dat ook zij slechts ooggetuigen zijn van een klein stukje geschiedenis, waarom zouden zij dan een maatschappelijk en esthetisch ideaal moeten verkondigen? Godfried Willem-Raes spreekt in dit verband over lineair denken in de kunst. Deze ligt aan de basis van onze gehele Westerse cultuur en idealiseert de compositie als louter idee (en dus ook idealisering van de componist). Het lineair denken in de muziek veronderstelt ook een lineair wereldbeeld waarin veranderingen een bepaalde richting zouden vertonen waarop de mens geen vat heeft. Gelukkig heeft de mens zich ideologisch van dit idee kunnen losmaken. De kunstenaars hebben zich vanaf dan kunnen toespitsen op hun "zijn" en het moment zelf van een bepaalde ervaring. Als je volgens dat principe iets tracht na te laten voor de komende generaties, dan moet er plaats zijn voor hun beleving van het moment. Je kan in dit geval moelijk een structuur beginnen uitdokteren die tot in de puntjes vastligt. Dit is positief in de zin dat een compositie pretentieloos wordt en ook steeds vanuit een verschillend gezichtspunt herschapen kan worden. Wat het moeilijk maakt voor de toeschouwer is het constant veranderlijk karakter van het werk, het feit dat hij zich actief betrokken moet voelen met het gebeuren en zijn creativiteit zal moeten gebruiken om de dingen met elkaar in verband te brengen.
|