Bericht uit de vorige eeuw:
HET Logos 23 december 1999 Feest
Meer zenuwen dan normaal bij de voorbereiding van deze toch wel speciale koncertavond in onze eigen zaal.
Als vooraankondiging van het nieuwe millennium heb ik het -voor het hedendaagse muziekwereldje- toch wel snode plan opgevat, onze Tetraëderzaal opener dan open te stellen. Doel: onze buren uit zowel Kongo- als Bomastraat eindelijk ook over de drempel (die er niet eens letterlijk is) te krijgen.
Een entoesiaste De Morgen joernalist, die ons aanvankelijk geestdriftig beloofde uitgebreide aandacht aan het opzet te zullen besteden, laat -eens puntje bij paaltje komt- verstek gaan. Wat mij betreft geen probleem. Ik heb reeds lang geleerd die mediakunstconcubine te doorzien en eens ik een plan heb opgevat, laat ik me door de afwezigheid van eender wie niet meer tegenhouden. Les absents ont toujours tort, is het beste motto dat de kultuur levend houdt.
Godfried gelooft er niet in: "die Turkse buren komen niet opdagen." Ook de andere Logos-teamers houden zich opvallend op de vlakte. Maar ik heb me zo vastgebeten in dit -naar mijn gevoel- schitterende idee, dat ik overtuigd ben, dat het me lukken zal.
Gelukkig vind ik in Kurd Van De Velde, die sinds kort bij ons werkt, een bondgenoot. Samen gaan we opgetogen aan de slag. Hij regisseert mijn speciaal voor dit feest gekomponeerde muziekdoosperformance voortreffelijk. Geestdriftig verzorgen we samen ook de vele kleine details die zo'n feestavond met zich meebrengt.
Dan komt het moment van de waarheid… Wat een spanning! En ja hoor, het lukt: als eersten stromen de Turkse families met de vele kinderen de Tetraëder binnen. Mijn hart jubelt. Maar, vreemd hé, niet een Turkse man te bespeuren… Meer en meer buren, trouwe Logos bezoekers, studenten en toehoorders allerhande, vullen stoel na stoel de rijen zitplaatsen. Onze Tetraëder raakt nokvol deze avond.
Als een der laatsten schrijdt ook Ebe, de Turkse grootmoeder statig tot vooraan onze zaal. Ze is onze overbuur en neemt rustig plaats op de eerste rij, temidden van haar vele kleinkinderen. Ze is prachtig uitgedost met haar kraakwitte hoofddoek, haar fluwelen kleed, de vele gouden armbanden en halskettingen. In haar hand draagt ze warempel een bloemenruiker.
Na afloop van de voorstelling overhandigt ze die toch wel aan mij!
Hierna volgt een verslag van de avond zoals gezien en gehoord door Sebastien Paz Ceroni, stagiair van de afdeling Muzikologie van de Universiteit Gent, die ook voor het eerst een koncert bij ons bijwoont.
M.D.
Donderdag 23 december 1999
door Sebastien Paz Ceroni
Hallo, ik stel me even voor: mijn naam is Sebastien en studeer sinds kort te Gent in de afdeling musicologie (1ste lic.) van de universiteit. In het leerprogramma van onze afdeling werd plaatsgemaakt voor 100 uren stage in een muziekinstelling naar keuze. Logos is waarschijnlijk niet de meest voor de hand liggende keuze en dus dien ik even mijn motivatie te verduidelijken. Samengebald in één woord, kan ik zeggen dat de "vraag" mij interesseerde. Welke vraag dan? Tot heden is de hedendaagse muziek me een vraag gebleven en dit niet alleen omdat ik ze als vreemd beschouw (of misschien bestempel ik ze slechts zo), maar ook als zodanig ervaar. Toen we uit de talrijke instellingen in België mochten kiezen, werd mijn keuze bepaald door de drang om de "vraag" uit te diepen en zo tot een betere en gegronde zin voor kritiek te komen. Muziek heeft op vlak van assimilatie een gelijkaardig verloop als taal. Als je Engels wilt leren praten bijvoorbeeld, kan je best een paar weken of meer naar Engeland trekken. Je leert dan op de directe wijze de cultuur kennen, alsook de dieperliggende concepten (soms zelfs bepaalde filosofische opvattingen) die de taal onderbouwen. Zo denk ik tevens over muziek en daarom laat ik me onderdompelen in de wereld van Logos. Interessant bij Logos is dat ze niet doelt op een bepaalde tendens in de ontwikkeling van de muziek. Wat deze instelling karakteriseert, is dat ze haar deuren openstelt voor muziek die elders niet tot de tendens behoort en dus geen weergalm vindt. Juist daarom kan het zijn dat de muziek die in het nu al jarenlange bestaande Logos aan bod komt enige uniformiteit heeft ontwikkeld. Misschien is het zelfs mogelijk om bepaalde algemeenheden uit deze muziek te extraheren. Maar zo ver staan we nog niet. Mijn doel in deze en volgende uiteenzettingen zijn mijn ondervindingen te delen. Het doet er dan ook niet toe of mijn interpretaties juist zijn of niet, want in twijfel ligt de bron van inzicht. Trouwens, in de muziek (en dit geldt zeker voor de hedendaagse) zijn er geen waarheden als een koe. Daarom is kunst ook zo boeiend en gebonden aan persoonlijke ervaring. Ik zal vanuit deze persoonlijke opvattingen verschillende aspecten van de hedendaagse muziek analyseren. Bijvoorbeeld: Hoe werd de muziek geconcipieerd (bepaalde opbouw of niet)? Welk doel heeft de componist voor ogen, maar vooral, hoe kan het publiek zijn idee waarnemen en interpreteren? Waarom automaten gebruiken? Welke sfeer hangt rond het geheel? Veel vragen inderdaad, waarop men ook veel verschillende antwoorden op zou kunnen geven. Laten daarom ook ter zake komen.
Donderdag 23 december 1999.
Vreugde alom en zeker ook bij Logos. Het is een warme, feestelijke sfeer. Een machine is aan het werk. Fietswielen worden in beweging gebracht en geregeld slaat de automaat d.m.v. een mechanisme een kreet, ijzingwekkend. De multikulturele verscheidenheid van het publiek is verrassend. In de inleiding van Moniek Darge wordt duidelijk gemaakt dat er gestreefd werd naar een toegankelijk en uiteenlopend programma. Godfried Willem Raes spreekt dan even over de merkwaardige machine die boven de toetsen van een vleugelpiano werd opgesteld: de player piano. De ventieltjes onderaan worden door een computer bestuurd. Study nr.3 van Conlon Nancarrow heeft zoals gezegd een boogie woogie melodieuze lijn. Dit lijkt althans zo wanneer de ventieltjes hun kunst voor het eerst openbaren. Desondanks blijkt dit niet zomaar een jazzarrangement te zijn. Mijn getraind jazzoor (je kan het mijn vakgebied noemen) merkt al snel bepaalde dissonanten die klaarblijkelijk niet in het genre thuishoren. Vooral in de hoge tonen wordt dit effect benadrukt. Wat later begint de ritmesectie (d.i. het ritme dat fundamenteel is voor constructie van een jazzarrangement) langzamerhand te vervagen. Steeds meer noten komen er bij te pas en ik krijg de indruk dat er 5 man aan het vechten zijn om toch maar hun deuntje te kunnen spelen. Het eindigt dan ook onoverzichtelijk, chaotisch, angstaanjagend.
Jacob's Doodle wordt door de componist zelf (nl. Godfried Willem Raes) toegelicht. Het stuk werd oorspronkelijk geconcipieerd voor een evenement in de St. Jacobskerk. Hij bewerkte het origineel, toen voor orgel, nu voor piperola, vox humaniola en player piano. De 2 nieuwe instrumenten ter sprake, lijken mij een soort draaiorgels te zijn, alhoewel het design, eigen aan Logos, deze gedachte tenietdoet. Ook de manier waarop ze gebruikt worden, zou je zeker buitensporig kunnen noemen. Alles wordt computergestuurd, de ene hand van de uitvoerder (of hoe noem je zo iemand?) is druk in de weer met logaritmische toestanden, met de andere hand bedient hij al even handig zijn trouwe pijp. De afwachtende stilte wordt door de schelle tonen van de orgels doorbroken. Het is een heel geritmeerde polyfonie. Tonen botsen tegen elkaar en suizen rondom onze hoofden. Het is net of men de deuren van een zoo heeft opengebroken, waarna alle dieren opgehitst en chaotisch de uitweg trachten te vinden. De dissonantie wordt tot het uiterste gedreven en ik verwacht een autodestructie van het spelende trio. Maar nee, integendeel, langzaamaan blijken ze hun gemoedsrust te herwinnen. Geleidelijk wordt een troebele sfeer opgewekt en zuchten de automaten lange ijzige tonen. Het doet me denken aan de New Age componist Klaus Schulze. Ik voel me al even troebel en merk op dat het publiek er al even onberoerd bijzit. Is dit nu echt muziek of was het veroorzaakte effect belangrijker? Ik denk dat het antwoord er tussenin ligt.
De muziekdoos performance door Moniek Darge maakte die avond zonder twijfel de meeste indruk. Een gedempt licht werd gericht op een 10-tal objecten overkoepeld door halve plexiglazen bollen.
Op haar tenen, giechelend als een geïntrigeerde kapoen verschijnt ze ten tonele. Ze staart alsof ze voor het eerst de wereld ontdekt en haar enthousiasme groeit naarmate de vreemde voorwerpen haar gezichtsveld bereiken. Ze heft de 1ste halve bol en plaatst hem zorgvuldig verderop. Ze zal dit vervolgens met alle koepels doen. Elk daar onderliggend voorwerp wordt geïnspecteerd en getest op hun sonore kwaliteiten. Met haar viool tracht ze het geluid na te bootsen en/of poogt ze het aan te vullen. De gedachte dat geluid de mens ooit stimuleerde een toon te produceren en dit later waarschijnlijk aanleiding gaf tot muziek, borrelt in me op. Ook nu wordt er teruggegrepen naar een oerinstinct die de mensheid had laten varen toen theorie en uniformiteit de overhand namen. Het is een idee die uiteindelijk niet meer zo evident lijkt voor ons, Westerse mensen. Zelfs door de hedendaagse muziek wordt dit aspect begeerd in haar tocht naar vernieuwing. Moniek Darge is erg interactief met het publiek en geniet met volle teugen van deze diverterende act.
Na de pauze worden de toeschouwers geconfronteerd met een uiterst merkwaardig en vindingrijk spektakel. "Book of Moves" openbaart zich als een nieuw evenwicht tussen beweging en geluid. De technologische spitsvondigheid is gebaseerd op transducers die een bepaalde beweging omzetten in een klank met eigen toonhoogte, duur en timbre. "Geen ondergeschikte dans meer", weergalmt in mijn oren en ik ben er zeker van dat Martha Graham (protagonist van de moderne dans) dit als de ultieme emancipatie van de dans zou hebben gezien. Beweging en dans zijn uiterst expressieve kunsten, maar ze zijn het des te meer als ze in dienst staan van elkaar. Als beide even waardig kunnen gesteld worden, dient men er een nieuwe benadering voor te vinden. Maar het gaat nog verder wanneer 2 dansers (of moet ik dynamisch corporele muziekproducenten zeggen) in interactie treden en aldus het geluid gaan uitbreiden en intensifiëren.
Toch deinst iets in me terug voor deze vernieuwende aanpak en argumenteert dat het esthetische van muziek onrecht wordt aangedaan. Iets in mijn achterhoofd beseft dat ik nog te geankerd sta t.o.v. zulke praktijken, want esthetische traditie (dit geldt zeker wat betreft je gevoel voor kwaliteit, schoonheid en zeker niet in laatste plaats herkenbaarheid) laat je nu eenmaal niet gemakkelijk los. Maar hier ligt juist de dualiteit van de kunst, want iets dat je te vertrouwd in de oren klinkt, maakt niet veel meer indruk op je. Omgekeerd kan je altijd voor jezelf iets vernieuwend vinden in een concept dat al lang als voorbijgestreefd wordt beschouwd. Het is een moeilijk probleem, want ik moet mijn esthetische idealen laten varen om het idee te kunnen bewonderen. Maar eens te meer wordt de lat in het laatste deel nog hoger gelegd. Drie parameters worden nu ingevoerd: stem, beweging en geluid. Ze zijn volledig van elkaar afhankelijk omdat ze gegenereerd worden door hun interactie. Het nieuw gegeven is zo afwijkend van het traditie dat een vergelijking met mijn esthetische achtergrond totaal onmogelijk en nutteloos wordt. Eenmaal bewust van dit feit geeft het interactieve doel me ook meer voldoening. Naar het einde toe krijg ik het gevoel dat ik ergens een houvast heb gevonden zonder te weten op welke grond deze zich bevindt.
|