Dr.Godfried-Willem RAES
Kursus Akoestiek: Akoestiek, Organologie
& Experimentele Instrumentenbouw, Instrumentenleer
Hogeschool Gent : School of Arts
Boekdeel 4
Akoestiek van de muziekspeeltuigen
4800:
Muziekinstrumenten en hun klassifikatie
De in het muziekleven gangbare onderverdeling van muziekinstrumenten in de
kategorien strijkers, houtblazers, koperblazers, tokkelinstrumenten, toetsen
en slagwerk kan onmogelijk gelden als een wetenschappelijk onderbouwde klassifikatie.
Zij stamt uitsluitend uit de historische koncertpraktijk van de west-europese
muziek van de hogere klassen en heeft betrekking op slechts een honderdtal instrumenten.
Men heeft op dit ogenblik reeds meer dan 40.000 verschillende instrumenten over
de gehele wereld beschreven en verzameld... Daarom hebben muzikologen/organologen
doorheen de 19e en de 20e eeuw een universeel systeem uitgewerkt voor de klassifikatie
van de muziekinstrumenten. Belangrijke namen in dit verband zijn Victor Mahillon,
Ernest Closson, Curt Sachs, Von Hornbostel, Andre Schaeffner...
- Hoofdgroepen:
.1.- Eerste klassifikatie kriterium: naar de aard van de
trillingsbron:
- 1: Idiofonen (en linguafonen)
- 2: Membranofonen (en ribbofonen)
- 3: Chordofonen
- 4: Aerofonen
- 5. Elektrofonen
In de klassieke onderverdeling, uitgewerkt door Curt Sachs & Von Hornbostel,
wordt hier vaak een 6e kategorie toegevoegd, met name de speelwerken. We zijn
van oordeel dat dit geheel ten onrechte is. Alle in eerder genoemde voorkomende
wijzen van klankopwekking kunnen immers in speelwerken en automaten worden toegepast.
Bovendien omvatten heel wat instrumenten uit bovenstaande kategorien ook vaak
geautomatiseerde komponenten (vibrafoon, orgel, ...). Of een instrument door
een mens of door een automaat wordt bespeeld verandert niets aan de eigenschappen
van de trillingsbron.
Een tweede bezwaar -vanuit louter akoestisch perspektief dan- is dat chordofonen
en idiofonen eigenlijk een kontinuum vormen: naarmate we een snaar dikker maken
wordt het een staaf. Naarmate we een membraan dikker maken, worden het trillende
platen. Voorts wijzen we erop dat vele instrumenten die als aerofonen geklasseerd
worden, vanuit akoestisch oogpunt eigenlijk idiofonen en linguafonen zijn: met
name de enkelriet en dubbelrietinstrumenten evenals de instrumenten met doorslaande
tongen (harmoniums). Akoestisch kan immers worden bewezen dat voor deze instrumenten
de luchtstroom niet wezenlijk is maar slechts datgene wat de mens toelaat om
de trilling tot stand te brengen. Vanuit louter akoestisch perspektief zouden
we dan ook gemakkelijk kunnen volstaan met een klassifikatie alsvolgt:
- 1: instrumenten berustend op rechtstreekse excitatie van luchtvolumes (fluiten,
labiaalpijpen)
- 2: instrumenten berustend op de excitatie van vaste stoffen
- 3: instrumenten berustend op de excitatie van vloeistoffen (komen slechts
marginaal voor in onze kultuur)
- 4: instrumenten berustend op elektrische of elektronische klankopwekking
.2.- Het tweede klassifikatiekriterium wordt gevormd door
de wijze waarop de klankbron geexciteerd wordt.
Slaan, wrijven, tokkelen, blazen, wringen, strijken stonden de organologen
hier voor ogen. Dit kriterium is vrij onproblematisch zolang de excitatie deel
uitmaakt van het instrument. Zo bijvoorbeeld, in de piano waar de hamers deel
uitmaken van het instrument. Vanzodra zij evenwel voortkomt uit een gebruikswijze
door de bespeler, is zij niet langer een intrinsieke eigenschap van het speeltuig
zelf. Dit kriterium wordt hierdoor in zijn wetenschappelijke bruikbaarheid ondermijnd.
Bovendien weet men van enkele (pre/historische) instrumenten niet hoe ze werden
bespeeld en bovendien maakt de bespeling voor de bouw van het instrument zelf
geen enkel verschil uit. Voor heel wat instrumenten moet men het instrument
en het excitatiewerktuig (stok, hamertje, vod, strijkstok...) dan ook als een
samenhangend geheel beschouwen.
Ook hier valt vanuit louter akoestisch perspektief op te merken dat een klassifikatie
naargelang de aard van de resonator als tweede kriterium beter zou zijn. Immers
heel wat trillingsbronnen kunnen zowel als trillingsbron dan als resonator worden
toegepast. De banjo bvb. is een chordofoon met een membraan als resonator. Ook
snaren komen louter als resonator voor. We zouden dan voor het tweede kriterium
volgende onderscheidingen kunnen maken:
- 1: instrumenten zonder resonator
- 2: instrumenten met resonator berustend op excitatie van luchtvolumes (buizen,
Helmholzresonatoren, hoorns)
- 3: instrumenten met resonator berustend op de excitatie van vaste stoffen
(snaren, membranen, platen, veren...)
- 4: instrumenten met een vloeistof-resonator (marginaal)
- 5: instrumenten met een elektrische of elektronische resonator
Merken we hierbij op dat instrumenten vaak meerdere al dan niet gekoppelde
resonatoren kunnen hebben. (bvb. Vina, viool, viola d'amore...)
.3- In derde instantie komt dan het materiaal waaruit de
klankbron is gemaakt, voorzover dat een akoestisch verschil uitmaakt.
Hoewel een erg objektief kriterium, duiken hier toch vaak moeilijkheden op.
Zo worden hedendaagse goede xylofoons veelal gemaakt uit kunsthars in plaats
van het traditionele tropisch hardhout. Ook klarinetten worden zowel in metaal,
kunststof als hout gemaakt. Maar, aangezien dit op de klank geen wezenlijke
invloed heeft, klasseert men ze toch volgens het originele materiaal.
.4- in vierde instantie wordt onderverdeeld naargelang het
instrument al dan niet een vaste toonhoogte voortbrengt..
Ook dit kriterium is niet zonder problemen. Het al dan niet voortbrengen van
een vaste toonhoogte kan in sommige gevallen heel erg afhankelijk zijn van de
bespeler en de bespelingswijze. Een viool kan ook vreselijk krassen en een gong
kan als tamtam klinken, naargelang de plaats van aanslag.
Hierbij een overzicht met opgave van een voorbeeld-instrument in elke onderverdeling
van de organologische klassifikatie. Deze onderverdeling is bijlange niet volledig,
maar dekt wel het gros van de instrumenten die we in onze muziekpraktijk ooit
zullen ontmoeten.
1: Idiofonen en linguafonen
1.1: Idiofonen zonder resonator
- 1.1.1.: Konkussie instrumenten (bekkens, claves)
- 1.1.1.1: met onbepaalde toonhoogte (bekkens)
- 1.1.1.2: met bepaalde toonhoogte (vingercimbalen)
- 1.1.2: Met objekten aangeslagen
- 1.1.2.1: Staven
- 1.1.2.1.1: met onbepaalde toonhoogte (triangel)
- 1.1.2.1.2: met bepaalde toonhoogte (metallofoon)
- 1.1.2.2: Buizen
- 1.1.2.1.1: met onbepaalde toonhoogte
- 1.1.2.1.2: met bepaalde toonhoogte (buisklokken)
- 1.2.2.3: Platen
- 1.2.2.3.1: Vlakke platen
- 1.2.2.3.1.1: met onbepaalde toonhoogte (tamtam,
windgong)
- 1.2.2.3.1.2: met bepaalde toonhoogte
- 1.2.2.3.1.2.1: in metaal , brons (crotales)
- 1.2.2.3.1.2.2: in steen (lithofonen)
- 1.2.2.3.2: Met omgebogen rand
- 1.2.2.3.2.1: met onbepaalde toonhoogte (tamtam)
- 1.2.2.3.2.2: met bepaalde toonhoogte (gongs)
- 1.2.2.3.2.2.1: met vlak front
- 1.2.2.3.2.2.2: met uitstulping (koepelgong,
bonang)
- 1.2.2.3.3: Gewelfde platen (klokken)
- 1.2.2.3.3.1: schaalbellen (fietsbel, deurbel)
- 1.2.2.3.3.2: Koebellen
- 1.2.2.3.3.2.1: Cilindrische (geitebellen)
- 1.2.2.3.3.2.2: Vernauwende (Almglocken)
- 1.2.2.3.3.3: Klokken
- 1.2.2.3.3.3.1: Beikorfklokken
- 1.2.2.3.3.3.2: Gotische rib
- 1.2.2.3.3.4: Rolbellen
- 1.1.3: Raspen (schrapers, guiro)
- 1.1.4: Gewreven (windmachine, glasharmonika)
- 1.1.5: schud-instrumenten (maracas, rammelaars, rainstick...)
1.2: Idiofonen met resonator
- 1.2.1: klankstaven
- 1.2.1.1.: met cilindrische resonatoren
- 1.2.1.1.1: met metalen klankstaven
- 1.2.1.1.1.1: Aluminium (vibrafoon)
- 1.2.1.1.1.2: Brons (gender)
- 1.2.1.1.1.3: Staal (ding-dong)
- 1.2.1.1.2: met houten klankstaven (marimba)
- 1.2.1.2: met Helmholzresonatoren, kallebassen (afrikaanse
xylofoon)
- 1.2.1.3: met trogresonator (gambang kaju, patala, Orff-Xylofoon)
- 1.2.2: woodblocks (templeblock, woodblock)
- 1.2.3: Handgeklap, vingerknip
1.3: Linguafonen (veerkrachtige tongen) zonder resonator
- 1.3.1: Met objekten aangeslagen (flexatone)
- 1.3.2: Gestreken (zingende zaag)
- 1.3.3: Geschud (donderblik)
- 1.3.4: Met een kamwiel aangedreven tong (rasp, ratel)
1.4: Linguafonen met resonator
- 1.4.1: Getokkeld
- 1.4.1.1: Met metalen tongen (sanza)
- 1.4.1.2: Met houten tongen (sanza)
- 1.4.1.3: met geharde stalen tongen en vaste stemming
middels een kam (muziekdoos)
- 1.4.2: Geslagen
- 1.4.2.1: Met veerstalen staafjes (speelgoedpiano, uurwerkgongs)
- 1.4.2.2: met houten tongen (teponatzli)
2: Membranofonen en ribbofonen
- 2.1: aangeslagen membranen
- 2.1.1: enkel membraan
- 2.1.1.1: enkel membraan, zonder klanklichaam (raamtrom,
tamboerijn)
- 2.1.1.2: enkel membraan met kort open klanklichaam (timbalen)
- 2.1.1.3: enkel membraan met diep open klanklichaam (roertrom)
- 2.1.1.4: enkel membraan met diep vernauwend klanklichaam
(conga, darbukkah)
- 2.1.1.5: enkel membraan met gesloten klanklichaam (pauken)
- 2.1.2: dubbel membraan
- 2.1.2.1: met ondiep klanklichaam (snaartrom, bassdrum)
- 2.1.2.2: met diep klanklichaam (tenordrum)
- 2.1.2.3: met vernauwend klanklichaam (chinese trommen,
vaastrommen)
- 2.1.2.4: zandlopertrom
- 2.2: aangewreven membranen
- 2.2.1: met de vingers of een extern objekt
- 2.2.2: middels een rietstengel (rommelpot)
- 2.2.3: middels een snaareind of touw (leeuwengebrul)
- 2.3: aangeblazen (mirliton of kazoo, klaxon)
3: Chordofonen
3.1: snaren en klankkast onder een hoek: harpachtigen
- 3.1.1: een enkele verstembare snaar: (Gopi Yantra)
- 3.1.2: meerdere snaren: (harpen)
3.2: Snaren en klankkast lopen evenwijdig
3.2.1: Instrumenten zonder hals: Zither-achtigen
3.2.1.1.: Staafzithers
3.2.1.2: Buiszithers
3.2.1.3: Schaalzithers (Inonga)
3.2.1.4: Lange zithers, hummelachtigen
3.2.1.5: Korte zithers, psalter-achtigen
3.2.1.5.1: getokkeld:
- 3.2.1.5.1.1: met vingers: Psalterium, Zither
- 3.2.1.5.1.2: met toetsen (klavecimbel, spinet, virginaal)
3.2.1.5.2: gestreken: (Geigenwerk)
3.2.1.5.3: geslagen
3.2.1.5.3.1: met stokken of hamers (cimbalon)
3.2.1.5.3.2: met toetsen en losse hamers
- 3.2.1.5.3.1.1: met tangenten (tangentenfluegel)
- 3.2.1.5.3.1.2: met leder beklede hamers (hammerklavier)
- 3.2.1.5.3.1.3: met viltklede hamers (piano)
3.2.1.5.4: geknepen (klavichord)
- 3.2.1.5.4.1: met meerdere toetsen per snaar (gebonden
klavichord)
- 3.2.1.5.4.2: met voor elke toets minstens een snaar (vrij
klavichord)
3.2.2.: Instrumenten met hals (kan toets zijn)
3.2.2.1: instrumenten met juk: (lierachtigen)
3.2.2.2: instrumenten met 1 hals: luitachtigen
3.2.2.2.1: Langhalsluiten (buzuki)
3.2.2.2.2: Korthalsluiten
- 3.2.2.2.2.1: met gewelfd achterblad (luit, theorbe)
- 3.2.2.2.2.2: getokkelde met vlak achterblad (gitaar,
cister)
- 3.2.2.2.2.3: gestreken korthalsluiten: de zgn. strijkinstrumenten
- 3.2.2.2.2.3.1: strijkinstrumenten met gewelfd achterblad
en zonder zijkanten (rebab)
- 3.2.2.2.2.3.2: strijkinstrumenten met vlakke bladen
en zijkanten (vedels)
- 3.2.2.2.2.3.3: strijkinstrumenten met lichtgewelfde
bladen, zijkanten en bovenstandige schroeven (lira)
- 3.2.2.2.2.3.4: Strijkinstrumenten met lichtgewelfde
bladen, zijkanten en zijstandige schroeven, met fretten (gambas)
- 3.2.2.2.2.3.5: Strijkinstrumenten met lichtgewelfde
bladen, zijkanten en zijstandige schroeven zonder fretten (violen)
- 3.2.2.2.2.4: aangewreven korthalsluiten (draailier, hurdy
gurdy)
3.2.2.2.3: luiten met geleidelijk verlopende hals: (tromba
marina)
3.2.2.2.4: luiten met de hals haaks op de klankkast
4: Aerofonen
4.1: met gerichte smalle luchtstroom (blaasinstrumenten)
4.1.1: Fluiten
- 4.1.1.1: dwarsfluiten (dwarsfluit, piccolo)
- 4.1.1.2: rechte fluiten
- 4.1.1.2.1: randgeblazen (Shakuhachi)
- 4.1.1.2.2: kernspleetfluiten (blokfluit, labiaalpijpen)
- 4.1.1.3: dubbelfluiten
- 4.1.1.4: panfluiten
- 4.1.1.5: kernspleetfluiten met Helmholz-resonator (ocarina)
- 4.1.1.6: Orgelachtigen [betwistbare klassifikatie]
4.1.2: Hoorns en trompetten
- 4.1.2.1: natuurvoorwerpen als hoorn gebruikt (schelptrompet,
koehoorn, shofar)
- 4.1.2.2: artefaktische objekten uit natuurmateriaal en
als hoorn gebruikt
- 4.1.2.3: artefaktische objekten uit kultuurmateriaal
('koperblazers')
- 4.1.2.3.1: met cilindrische boring (trompet, trombone)
- 4.1.2.3.2: met gemengde boring (hoorns)
- 4.1.2.3.3: met konische boring
- 4.1.2.3.3.1: In hout (zink, serpent)
- 4.1.2.3.3.2: In metaal (cornetten, tuba, ophicleide)
- 4.1.2.4.3.3: In plastic (vuvuzela)
4.1.3: Schalmeien
- 4.1.3.1: dubbelrietschalmeien
- 4.1.3.1.1: dubbelrietschalmeien met konische boring
(pommer, hobo, schalmei, fagot)
- 4.1.3.1.2: dubbelrietschalmeien met cilindrische
boring (aulos, kromhoorn)
- 4.1.3.1.3: dubbelrietschalmeien met onregelmatige
boring
- 4.1.3.2: enkelrietschalmeien
- 4.1.3.2.1: met konische boring
- 4.1.3.2.1.1: In hout (tarogato)
- 4.1.3.2.1.2: In metaal (saxofoon)
- 4.1.3.2.2: met cilindrische boring (klarinet, chalumeau)
- 4.1.3.3: schalmeien met luchtreservoir (doedelzakken)
[betwistbare klassifikatie]
- 4.1.3.4: orgelachtigen (regalen, tongwerken) [betwistbare
klassifikatie]
4.2: met vrije brede luchtstroom
- 4.2.1: ongerichte luchtstroom achter de trillingsbron
(harmonium, mondharmonika, akkordeon) [betwistbaar]
- 4.2.2: ongerichte luchtstroom aan beide kanten van de
trillingsbron (snorrebot, zweep, allerhande whirlies)
5. Elektrofonen
- 5.1: met elektrische klankopwekking
- 5.1.1: elektromagnetische toonopwekking (Telharmonium,
Mellotron)
- 5.1.2: optoelektrische toonopwekking (Hammond orgel)
- 5.1.3: elektrostatische toonopwekking
- 5.1.4: elektromechanische toonopwekking (grammofoon)
- 5.2: met elektronische klankopwekking
- 5.2.1:met analoge oscillatoren
- 5.2.1.1: Monofone (theremin, ondes martenot,
kraakdoos)
- 5.2.1.2: Polyfone
- 5.2.1.2.1: met toetsen (trautonium, elektronische
orgels)
- 5.2.1.2.2: met patchchords en/of matrix (synthesizer:
VCS3, EMS, ARP, Serge, Buchla...)
- 5.2.2: met digitale synthese
- 5.2.2.1: additieve synthese
- 5.2.2.2: FM synthese
- 5.2.2.3: PCM synthese
- 5.2.2.4: Acoustical modelling
- 5.2.3: samplers (lookup tables)
- 5.2.4: Modulatoren (zowel analoog als digitaal)
- 5.2.4.1: ringmodulator
- 5.2.4.2: pitchshifter
- 5.2.4.3: vocoder
- 5.2.4.4: phaser
- 5.2.5: Filters (zowel analoog als digitaal)
- 5.2.5.1: Low pass
- 5.2.5.2: High pass
- 5.2.5.3: Bandpass
- 5.2.5.4: Formant filters
- 5.2.5.5: Kamfilters
- 5.2.6: Versterkers
- 5.2.7: Reproduktie toestellen
- 5.2.7.1: Grammofoon (rollen, platen)
- 5.2.7.2: Bandopnemer (reel-to-reel, cassette)
- 5.2.7.3: CD speler
- 5.2.8: Luidsprekers
Filedate: 930527 / last update
: 2013-10-14