" 3 F O R 1 "
Een kompositie voor geprepareerd solo-euphonium
geschreven in opdracht van en opgedragen aan Wim Belaen
1. Requisieten
Twee sound-samplers die elk minimaal 15 sec. geluid in het geheugen kunnen opslaan. Bij een resolutie van 8 bits (wat voor dit stuk voldoende is) is dan een RAM geheugen nodig van 256kBit per sampler (= 32 kilobyte). De klokfrekwentie van beide samplers moet synchroon regelbaar zijn: gebruik een RC-oscillator waarvan de C een regelbare kondensator is zonder stop (ononderbroken draaicirkel dus), zoals weer te vinden in militaire zendapparatuur. Een regelbereik van 12pF tot 80pF is een bruikbare waarde. Koppel de as van deze kondensator via een slipkoppeling aan een met rubber beklede circa 30 cm. brede gelagerde rol. Deze rol wordt in het stuk met de voeten bediend. De mechanische realisatie moet dan ook voldoende stevig zijn.Elke sampler krijgt twee microswitch-voetpedaalschakelaars : een voor opname start, een voor weergave start. Monteer deze voetschakelaars bij voorkeur voor de rubberen rol en zo dat het geheel niet breder wordt dan deze rol.
Het bovenaanzicht komt er dan alsvolgt uit te zien:
[1]
____________________________________________
I I
-----I rolregeling klokfrekwentie I---
I__________________________________________I
___________ __________ __________ __________
I I I I I I I I
0 0 I opname I I opname I IweergaveI IweergaveI
I 1 I I 2 I I 1 I I 2 I
I_________I I________I I________I I________I
opnameindikatie
O1 O2 R1 R2
De ingangen van beide samplers worden onderling verbonden en aan een mikrofoonaansluiting via een potmeter voor volumeregeling bij opname gesoldeerd. De mikrofoon zelf ( gebruik bij voorkeur een erg klein en onopvallend type) wordt op de rand van de klankbeker van het instrument bevestigd met een kleine krokodilleklem of iets dergelijks. Eventueel kan zelfs een in het mondstuk ingebouwd mikrofoonelement -indien beschikbaar- gebruikt worden.
De uitgangen van beide samplers worden gemengd en naar een mono-vermogensversterker gevoerd. Deze versterker wordt vervolgens aangesloten aan een losse motor van een hoornluidspreker met een vermogen van circa 25Watt.
Op de schroefdraad of flens van deze motor wordt een flexibele en naar binnen-diameter nauw aansluitende rubberslang (gebruik bij voorkeur isolatieslang in geexpandeerd neopreen) bevestigd die aan de andere kant over de ventielbuis van het vierde ventiel wordt geschoven. De slang moet zo kort mogelijk worden gehouden en de speakermotor wordt bij voorkeur aan het instrument zelf vastgemaakt of komt hooguit op de schoot van de speler te liggen.
Aan de andere kant van de de U-buis van het vierde ventiel wordt tenslotte een tweede losse klankbeker gekoppeld. Een losse klankbeker van een trombone is hiervoor erg geschikt. De overschakeling tussen speaker-geluid en tubaspel geschiedt via dit vierde ventiel. Een elektronisch blokschema voor de schakeling is in bijlage toegevoegd.
[1]2.Notatie van de partituur[1]
Het stuk is opgebouwd uit zeven vaak algoritmische modules die door de speler zelf in onderling verband mogen worden gebracht. Alle modules mogen in de loop van een versie van het stuk herhaald worden , met dien verstande dat er dan steeds andere toonhoogtes dienen te worden gekozen. De volgorde waarin de modules gespeeld worden is volkomen vrij. Wel moet er door de speler voor worden gezorgd dat de overgangen tussen die diverse modules zonder wezenlijke onderbrekingen kunnen geschieden.
De tijdsduur van elke module, en dus ook van het gehele stuk is variabel, maar mag in geen geval de 20 minuten overschrijden. Naar toonhoogtestrukturering zijn eveneens enkele te kiezen uitvoeringsmogelijkheden voorzien. Drie verzameligen van toonhoogten worden opgeven, maar elke uitvoering moet zich tot een enkele verzameling beperken. De notenbalken in de diverse modules hebben geen sleutels . De toonhoogtes moeten worden gelezen als getallen van laag naar hoog ( van 1 tot 7) die worden vervangen door de gekozen toonhoogtereeks.De bediening van de vier pedalen (O1, O2, R1 en R2 ) is genoteerd op vier afzonderlijke lijnen onder de notenbalk waarop de tubapartij staat. De bediening van de rol staat genoteerd op de onderste balk wanneer zij wordt gebruikt. Er zijn voor de rol twee notatiewijzen : enerzijds in geleidelijke verschuivingen,waarbij glissandi genoteerd staan, anderzijds in diskontinue stappen, die genummerd worden. Wanneer in de partituur bvb. +1 genoteerd staat, dan moet de rol een enkel stapje vooruit worden bewogen; -1 is een stapje terug. Het spreekt vanzelf dat een grote precisie hierbij niet is beoogd.
Het indrukken van het vierde ventiel, waarmee de klankbeker met de motor wordt verbonden ,is genoteerd op de extra-lijn boven het systeem. Er worden in de partituur ook noten voorgeschreven die moeten worden geblazen terwijl dit vierde ventiel is ingedrukt. Het is de bedoeling dat deze zo goed en zo kwaad als mogelijk klinken zoals voorgeschreven. Met de buislengte van het extra-paviljoen moet dan ook wat worden geexperimenteerd.
[1]MODULE 1:[1]
De rol-regelaar moet in de laagste stand staan. (positie 180 graden, waarbij de sample-duur maximaal is ) . Na het eerste systeem gespeeld te hebben kan worden verdergegaan met hetzij A hetzij B. Wanneer een eerste maal voor A werd gekozen moet bij een tweede herhaling van deze module , B gekozen worden en vice versa.
[1]MODULE 2:[1]
Deze module zal erg traag en plechtig worden gespeeld. Ze klinkt als een soort koraal. Ook hier mag aan de positie van de rolregelaar niets worden gewijzigd zolang het toestel opneemt of weergeeft. M.a.w., er mogen geen glissandi in voorkomen.
[1]MODULE 3:[1]
Deze module heeft als centraal gegeven lange glijdende toonhoogtes. Hierbij wordt de rolregelaar gebruikt. De rolposities en verdraaingen staan aangeduid op de onderste notenbalk van het systeem. De voorgeschreven glissandi moeten gelijkmatig en zonder snokken en abrupte overgangen worden uitgevoerd. Het zal daartoe noodzakelijk blijken een niet glijdend schoeisel te dragen.
[1]MODULE 4:[1]
Bouw zelf een motief op met de gekozen toonhoogtes. Het moet in een regelmatig en relatief snel tempo zijn opgevat. Het mag uit niet meer dan 36 noten bestaan en moet perfekt uit het hoofd kunnen worden gespeeld. De minimale lengte moet 7 noten beslaan.
Fase 1:
De module begint met het spelen van het gehele motief dat door indrukken van beide opnamepedalen in de samplers wordt opgeslagen. De samplerklokfrekwentie moet zo worden ingesteld dat de sample-tijd gelijk is aan die van het gekozen motief. Zonder pause wordt nu het vierde ventiel ingedrukt samen met het R1-pedaal . Vanzodra de eerste noot van het motief weerklinkt wordt het vierde ventiel gesloten en wordt op het instrument onmiddelijk de eerste noot van het motief gespeeld. Onmiddellijk daarop wordt opnieuw pedaal R1 samen met het vierde ventiel gedrukt , en worden de eerste twee noten doorgelaten. an worden ze alletwee nagespeeld. Direkt wordt nu weer R1+ 4e ventiel gedrukt en na het weerklinken van de drie eerste noten van het motief, worden ze opnieuw gespeeld. Dit moet zo doorgaan tot het gehele motief is gespeeld.
Bij wijze van voorbeeld staat dit speelalgoritme met het woord "MOTIEF" in de partituur uitgewerkt. "MOTIEF" moet dus worden gesubstitueerd voor het door de speler bedachte motief.
Fase 2:
Hier wordt nu ook pedaal R2 geintroduceerd. Met pedaal R2 wordt nu zoals in fase 1 het motief geleidelijk opgebouwd. Met pedaal R1 daareentegen wordt het nu tegelijkertijd ,noot voor noot weer afgebouwd. Door indrukken van het vierde ventiel ontstaat nu een soort pseudo-canon. De te spelen partij moet ook hier weer gesteund zijn op systematische imitatie van het gehoorde materiaal. Het zal evenwel niet te vermijden zijn dat er fouten zullen worden gespeeld. Deze fouten moeten improvisatorisch worden opgelost en een zekere humor is daarbij niet noodzakelijk veraf.
Fase 3:
Aangenomen mag worden dat tegen het moment waarop deze fase zou moeten intreden, het speelalgoritme behoorlijk in de war is geraakt. Zet het hier gewoon verder alsof er niks aan de hand is. In deze fase mogen ook nieuwe elementen via O1 of O2 worden ingebracht in de samplers. De dichtheid van de struktuur moet globaal genomen echter toenemen en een eerder hektisch karakter verkrijgen.
[1]MODULE 5:[1]
In deze module draait alles om gezongen en gespeelde tweeklanken. De te zingen partij staat met behulp van intervalgetallen aangegeven op een notenbalk boven de te spelen partij. Het cijfer 3 staat voor een grote terts, 4 voor een reine kwart , 5 voor een reine kwint. Een horizontaal streepje boven of onder dit cijfer geeft aan of het interval boven de instrumentale noot dan wel eronder moet worden gezongen. Wanneer er zowel een streepje boven als onder het cijfer aangegeven staat, dan is de richting van het interval vrij. De intervallen moeten steeds juist worden uitgevoerd (zonder zwevingen). Het is daarbij toegelaten de vokale noot iets later dan de instrumentale aan te zetten. Het gebruik van pedalen en vierde ventiel in deze module is vrij maar moet los staan van de obligate, en ononderbroken te spelen vokaal-instrumentale partij. Tracht via gebruik van de pedalen een vorm van vierstemmigheid te bereiken. De regelrol mag worden gebruikt maar mag nooit aanleiding geven tot hoorbare glissandi. Geen regelrol gebruiken dus tijdens opname of weergave . Positiewisselingen zijn alleen mogelijk wanneer de sampler inaktief is.
[1]MODULE 6:[1]
In deze module wordt helemaal niet geblazen. Alle tonen worden gespeeld door met de vlakke handpalm op het mondstuk te slaan. De toonhoogtes mogen indien gewenst vrij met de ventielen gevarieerd worden. Het tempo dient hoog te liggen, maar niet zo hoog dat de bereikbare klankkwaliteit van de perkussieve geluiden in het gedrang zou komen.
[1]MODULE 7:[1]
Deze module, de laatste, is tevens die waarin aan de uitvoerder de grootste vrijheid wordt geboden. Zij moet worden opgevat als een soort cadens. Al naar gelang de plaats die deze module krijgt in het stuk, moet ofwel worden uitgegaan van de gekozen reeks toonhoogtes, ofwel moet de module in haar materiaal naar deze toonhoogteselektie toegroeien. Door subsitutie worden nieuwe geluiden en effekten ingebracht. Maak gebruik van allerlei tubageluiden zonder specifieke toonhoogte (slaptongue, ruis-geluiden, ventielgeluiden...). Het muzikale materiaal moet in een flitsend snel tempo worden gebracht. De partituur geldt hier slechts bij wijze van voorbeeld. De opname en weergave pedalen mogen vrij improviserend worden gebruikt. Ook de rolregelaar mag hier naar eigen inzicht tot in zijn extreme posities aangewend worden. In deze module mag een opgenomen sample in geen geval ooit ongewijzigd en integraal weergegeven worden.
Godfried-Willem RAES[1]
Gent, juli 1988
‚ T O O N H O O G T E - S Y S T E M E N[1]
-------------------------------------
P.S.: Voor uitvoeringen van dit stuk moeten noch mogen auteursrechten worden betaald. Elke poging tot inning van auteursrechten naar aanleiding van publieke uitvoeringen van dit stuk kan gerechterlijk als poging tot afpersing worden vervolgd.