Jaan Claeys

Interview met Godfried-Willem Raes - februari 2004.


Veel mensen zijn sceptisch ten opzichte van de intrede van de machine in het leven van de mens. In de 19de en 20ste eeuwse geschiedenis heeft de mechanisatie van de industrie, het leger, het transport voor sommigen meer leed gebracht. Aan de andere kant zijn de geneeskunde, de communicatie, onderwijs er sterk op vooruit gegaan. Hoe verklaart u de scepsis?

Scheppen werd historisch beschouwd als een privilege van God. Als de mens dit op een of andere manier probeert na te doen overschrijdt men een Christelijk-Judaïsch taboe. Het is een soort Jungiaanse afkeer die mensen hebben van machines. Die mensen die schrik hebben vergissen zich volgens mij fundamenteel. Er is niets zo menselijk dan het ontwerpen van machines. Als gepatenteerde atheïst zeg ik altijd dat het eerste automaatje dat de mens zich maakte God was, een simplistisch verklaringsmodel van de wereld. Later is hij dan minder pretentieus geworden en is hij zich gaan beziggehouden met materiële automaten zoals windmolens, de schroef van Archimedes, en dergelijke. Eigenlijk is de ontwikkeling van de machine een proces van bevrijding van de mens. In de 19de eeuw maakte de mens zich onafhankelijk van zijn eigen spierkracht door de invoering van machines. In de 20ste eeuw waren snelheid en besturing de belangrijkste onderzoekspunten, snelheid via motoren en besturing eerst pneumatisch en later elektrisch. In de tweede helft van de twintigste eeuw was er de opkomst van de informatica en de informatiesystemen. Nu gaan we over naar een tijdperk van robotica, dankzij deze ontwikkelingen. In die zin is het een logische evolutie. Ik zie dus absoluut niet in waarom er enige vrees zou moeten zijn voor deze automatisering. In tegendeel, de cultuur houdt stand dankzij deze dingen. Onze auto rijdt bijvoorbeeld dankzij de robotjes, voedsel komt tot ons via deze systemen. We kunnen niet meer zonder deze systemen.

De automatisering beantwoordde meestal aan de alledaagse behoeften van de mens. Is er ook deze behoefte in de kunst aan een automatisering.

Zeker! Een muziekinstrument is een werktuig dat wij bouwen om te voldoen aan onze expressieve behoeften. Die expressieve behoefte is een klaarblijkelijke eigenschap van de homo sapiens. Het is niet aannemelijk dat deze werktuigen hun optimalisatie ondergaan hebben in de 19de eeuw. De viool is in die zin anachronistisch. In hun tijd waren ze wellicht optimaal, maar men diende er jaren op te oefenen vooraleer men er ook maar een beetje een deftige klank uit tevoorschijn wilde toveren. Mijn fundamentele filosofische vraag, en dus geen esthetische vraag, is hoe lang deze instrumenten nog houdbaar zijn in de 21ste eeuw. Wie zal er nog in staat zijn om zo’n lange, en bovendien ijdele, leercurve te doorstaan alleen voor het beheersen van een expressief werktuig. Dat is echt niet meer van deze tijd. Het is veel logischer vandaag  tijd te investeren in het ontwikkelen van nieuwe eigentijdse werktuigen voor muzikale expressie. De rare jongen is niet ik die robotjes in de 21ste eeuw maakt maar wel degene die in die eeuw nog traditioneel viool speelt.

Vergt de vervaardiging en het bespelen van deze automaten niet even veel tijd  als het viool leren spelen?

Mijn automaten zitten voortdurend in ontwikkelingsfasen, het gaat altijd maar verder. Je begint met één ding en dat evolueert omdat je niet ophoudt eraan te sleutelen. Het monteren van de automaten kan eenvoudiger worden in de toekomst, maar dan moeten op reserach vlak nog wat fundamentele stappen worden gezet.  Ik werk met heel veel verschillende technologien: radarinterfaces die mijn automaten in staat stellen om te kijken naar bewegingen van de speler bijvoorbeeld. Men mag daarbij niet uit het oog verliezen dat elk traditioneel muziekinstrument vertrekt vanuit de motoriek van de mens. Het probleem bij traditionele instrumenten is dat het gebaar een slechts deels expressief gebaar is, maar voor het grootste deel een technische noodwendigheid is om de klanken te vormen. Je bent daar dus helemaal niet vrij in de vorm van de beweging. Deze traditionele motoriek heeft een heel lange leercurve, en als men plots van viool naar piano overstapt heeft deze technische motoriek gesteund op audio-motorische feedback totaal geen nut meer en moet men opnieuw een andere techniek aanleren. Vandaar mijn idee: als men een fijne motoriek zou ontwikkelen die men via automatisering zou kunnen mappen op gelijk welke output, dan zou men pas een wezenlijke stap voorwaarts zetten in de instrumentenbouw. En dat is precies waar ik naar op zoek ben in mijn research. Radar, sonar, zijn middelen om relevante expressieve aspecten van de menselijke motoriek als signaal binnen te krijgen in de computer en daar kies ik dan welk instrument ik wil bespelen. Als ik dus mijn piano beu ben speel ik op trommels, zonder dat daarbij mijn motoriek fundamenteel moet veranderen.

Het componeren voor deze instrumenten houden keuzes en beperkingen in.

Keuzes moet je maken. Elk werktuig is gemaakt met een bepaalde bedoeling. De beperking is een deel van de expressie van het instrument. Het feit dat ik kies voor een trommel bijvoorbeeld is een esthetische en expressieve keuze. Die beperkingen zijn niet negatief maar positief. Als het mij uitkomt maak ik gewoon een andere robot. Ik zeg natuurlijk niet dat iedereen robots moet beginnen maken; ik ben helemaal niet zo imperatief of categorisch. Wat ik doe is research: de motoriek kunnen gebruiken op elk vlak. De output van mijn interfaces kan echter ook synthesizers aansturen. Maar van de elektronische muziek ben ikzelf voorlopig afgestapt omdat het bewegend karton van luidsprekers voor mezelf weinig overtuigend was. Ik werk de laatste 10 jaar met computergestuurde controle van mechanische trillingsprocessen. Die ontwikkeling van robots staat echter los van die van de nodige input-interfaces. Als de beide uiteindelijk samenkomen, muziekautomaat en menselijke input, dan pas krijgen we een robot en wordt de muziek gemaakt.

Zijn de systemen die u voor uw robots gebruikt enigszins te vergelijken met ons perceptiesysteem, of staat het daar los van?

Ik vind de werking van de menselijke perceptie niet relevant voor mijn muziek. Technisch bestaat er geen computersysteem dat bijvoorbeeld de hobopartij uit orkestmuziek kan krijgen. Zeker niet in real-time. Ik ben in de eerste plaats musicus en alles gebeurt in real-time. Ik ben niets met software die een maand moet rekenen om bvb. de hobo-partij uit de pastorale te plukken. Mijn robots moeten nu kunnen reageren op wat ze nu horen, met een minimum latency daar tussen input en output. Ik kan mijn gesture-control-systeem heel perfect maken op voorwaarde dat ik mijn bewegingen opneem en daar een computerprogramma op los laat.

Zou dit in real-time mogelijk zijn zou u dit wel kunnen gebruiken.

Er zijn mogelijkheden die er principieel nooit zullen zijn. Je kan bijvoorbeeld nooit weten dat ik een cirkel maak, voordat ik hem heb getrokken. Als ik mijn machine inductief zou laten reageren –vooruitlopend dus- dan wordt het zelfs gevaarlijk. Immers dan steun je op redundantie en bouw je clicheematig gedrag in.  Mijn machines luisteren via een polyfoon pitch-recognition systeem dat opzettelijk een beetje gehandicapt is, om een redelijke snelheid te kunnen krijgen. Het trekt zich niet veel aan van bijvoorbeeld verglijdende tonen. Het denkt over 7 octaven, en geeft aan, afgerond op halve tonen welke noten het hoort en hoe luid die klinken. Ons oor doet veel meer dan dat. Ik ga dan ook niet beweren dat het een model is van ons oor, wat ik wel beweer is dat mijn systeem werkbaar is om op elk ogenblik mijn machines een bewustzijn te laten hebben van de muzikale omgeving waarbinnen zij opereren. Daarvoor volstaat een dergelijk systeem. Je hebt dus in die zin machines en perceptie, het is pas als je deze samenbrengt dat je kunt praten van robotica. Robots zijn machines met perceptie, machines die in functie van de wereld programmeerbare operaties uitvoeren. Dit is voor de geavanceerde stukken die we met het M&M robotorkest brengen zeer zeker het geval. De ontwikkeling gaat niet heel snel, maar we geraken er wel.

Het merendeel van de automaten zijn gemaakt van zeldzame instrumenten. Waar haalt u de akoestische elementen van de machines vandaan?

Ik maak ze meer en meer volledig zelf. Er zijn een aantal automaten die uitgaan van bestaande muziekinstrumenten. Bijvoorbeeld de piperola en  vox humanola zijn oude 18de eeuwse orgelregisters omgebouwd, gerestaureerd en geautomatiseerd. Het harmonium gebruikt de tongen van een 19e eeuws instrument. Andere tubi, flex, puff zijn van de grond af zelfgemaakt. Puff is een totaal origineel instrument. Ik weet geen enkel percussief met wind aangedreven orgel in de gehele organologie. Misschien een panfluit in stacatto gespeeld, dat leunt er wel dicht bij aan. Puff is bovendien een kwarttoonsinstrument.

Houdt uw pitch-to-midi-converter rekening met de betekenis van de opgevangen signalen, bijvoorbeeld tonaliteit.

Dat kan, het hangt af van de software. Wij proberen software te ontwikkelen zodat hij niet alleen op een één-op-één manier reageert maar ook op de muzikale context. Hij kan een melodisch of harmonisch verloop herkennen. Maar als je natuurlijke intelligente dingen verwacht van die machines, zoals bijvoorbeeld modulaties herkennen dan ga je die software moeten ontwikkelen. Maar het kan inderdaad.

Is er sprake van artificiële intelligentie.

Ik vind het een verschrikkelijk woord. Het klinkt zeer modieus maar een echt goed intelligentie-model hebben we bijlange nog niet. Het intelligent gedrag dat de machines vertonen is ook zeer subjectief. Als ik aan Puff twee wieltjes zet en oogjes en deze laat bewegen; denken de mensen dat die dingen naar hen kijken, ondanks het feit dat het programmaatje daarachter zeer onnozel kan zijn.  Ze voelen zich emotioneel aangesproken. Ik kan veel ingewikkelder programma’s maken waarvan niemand iets snapt en waarin niemand ‘intelligentie’, laat staan affekt, zal projekteren.  

Waar herkent de mens zich in?

Ik houd mij aan de technische waarachtigheid. Ik denk wel dat het kan; de voorwaarde is dat deze machines kennis, muziekcultuur, voorkeuren,waarden en normen krijgen. In elk van mijn muzikale stukken zitten deze syntaxen ingebouwd: regelsysteem over het opeenvolgen van toonhoogten, en voorkeuren en afwijssystemen voor bepaalde samenklanken, architekturale strkturen. Dat is iets wat we kennis noemen. Een machine die daarmee werkt zouden we artificieel intelligent kunnen noemen. Ik noem het echter niet artificieel omdat ik ze daar zelf ingestopt heb. Het zijn menselijke machines. Ze zijn niet artificieel maar artistiek.

In die zin zou je kunnen spreken van het perfecte orkest, hier vanuit de optiek van de componist.

Het is in één opzicht heel perfect: het is geduldig en wordt niet moe. Het stapt niet naar de vakbond om te protesteren tegen een repetitie die meer dan 12 uur duurt. Toch hebben de machines beperkingen. Er zijn begrenzingen op het akoestisch vlak, ook in de snelheid zijn er grenzen aan mijn machines. Ze kunnen kapot gaan. Ik zal echter altijd een machine maken die minstens op één of ander aspect dingen kan die een mens niet kan kunnen. Dat is voor mij belangrijk. Daarom ben ik niet geïnteresseerd in een vioolrobot die perfecte vioolconcerti kan spelen, dat is een historisch aspect. Als ik een vioolmachine maak is het er één die de menselijke motoriek overstijgt. Dan vind ik dat we een stap verder geraken. Anders blijf ik bij een imitatie van wat de mens kan. Imitatie is steeds tweedehand, gedoemd om te mislukken: het origineel is tautologisch steeds beter.  Imiterende automaten bouwen, deden we ook al in de 19de eeuw, met de muziekdozen, orchestrions enzomeer.

Welke automaten zijn er in constructie en welke hebt u in uw gedachten?

Puff is niet helemaal af, ik ben nog pijpjes aan het bijbouwen, maar dat is nog enorm veel werk. De pijpjes zijn gemaakt van hard-messing en hebben een enorme duurzaamheid waardoor ze nooit meer moeten gestemd worden. Want dat stemmen, in kwarttonen nota bene, is zeer tijdrovend. De tin-lood-legeringen van oudere machines zakken door, buigen en zijn niet goed bestand tegen transport en raken zo snel ontstemd.

Trump is een andere automaat, die staat klaar en is het trompet-register van een orgel. Ik heb ook nog Sire in opbouw,  24 automatische sirenes die heel precieze toonhoogten kunnen produceren. Dan heb ik ook nog één met tongen het zal een beetje gelijken op sanzas, alleen maar omdat het tongen zijn die aan een kant zijn ingeklemd, maar die elektro-mechanisch aangedreven worden, niet zoals een duimpianootje maar met elektromagneten die heel rap kunnen trillen. Ik heb dozen vol met ideeën, die ik in mijn leven nooit meer zal kunnen realiseren... Het duurt immers zes maanden tot twee jaar om  een machine te bouwen. Ik moet dus selecteren in de vele ideeën.  Natuurlijk moet ik ook een beetje rekening houden met het M&M-ensemble want ik bouw die automaten niet alleen voor mezelf. Ik houdt dus rekening met konkrete vragen die er zijn: bijvoorbeeld als er te weinig hoge registers zijn dan zal ik daar prioriteir voor zorgen. Bijvoorbeeld de geautomatiseerde sousafoon, So,  heb ik er bijgezet om een steviger bas te krijgen. Die sousafoon was zelfs een heel oud idee, maar is er gekomen doordat er de vraag nu acuut was. Het orgel en de piano zorgden vroeger wel voor de baslijnen, maar dat werd gauw  te eentonig. Maar ik ben van plan nog meer basgeluiden te maken...

Snaarinstrumenten?

Ze zijn in ontwikkeling. Natuurlijk niet traditioneel, maar wel een gestreken snaarinstrument. Het is een probleem van robotica. Je kan altijd mimesis doen; maar dat is in dit geval heel idioot. De viool is gebouwd om ons goed in de hand te liggen. Voor de robot is dit niet evident. De smalle toets is dan ook overbodig; en maakt het zeer ingewikkeld. Voor de constructie van een automaat zal ik dus de constructie goed moeten herdenken: wat kan ik technisch gezien, welke mechanismen zijn er beschikking die responsief zijn en heel snel kunnen reageren, mijn klankopwekkingsmechanisme staat dus in functie van de mechanica. Een viool zal er helemaal niet uitzien als een viool. Het eerste automatische strijkkwartet staat overigens in Londen; eind 19de eeuw: ze hebben de strijkstok rond de viool gelegd; en dan de viool tegen de boog laten aandrukken; dat is veel logischer vanuit machine-technisch aspect. De snaar op de boog, of de boog op de snaar blijft akoestisch hetzelfde; in het konservatorium zou zo’n omkering natuurlijk absurd zijn omdat het haaks staat op de menselijke motoriek, maar hier is het logisch  . Dat vind ik ook het uitdagende van het ontwerpen van machines: het voedt en onderhoudt het creatieve denken. Het is gewoon leuk.

Het M&M-ensemble bestaat 2 jaar; welke moeilijkheden hebt u ondervonden?

Mijn eerste echte robots dateren van de jaren ’80, maar het M&M-ensemble bestaat een goeie twee jaar. Bij het publiek lukt de receptie; maar er is zeer veel vijandschap vanuit de muziekwereld, vanuit het machine-angst idee. Als ik zeg dat de viool een anachronistisch instrument is, dan is dat geen oordeel, maar een feit. Er zijn mensen die zich daar aan vastklampen die dan zeggen dat Raes alle instrumenten gaat afschaffen; ik zeg dat niet, ik geloof enkel dat ze gaan verdwijnen. Vandaar dat er veel scepsis is bij veel van mijn collega’s. het is niet de bedoeling om orkesten te vervangen; de machines dienen niet om Tsjaikofski te spelen; daarvoor dient dat helemaal niet. De machines gebruik ik voor nieuwe muziek; dat houdt een politieke dimensie in; het houdt een stellingname in. Ik geloof niet dat het zin heeft om hedendaagse muziek te schrijven voor traditionele orkesten. Voor mij is het traditioneel symfonieorkest creatief dood. Dezelfde reactie was er ook tegenover de elektronische muziek; waar geen muzikanten aan te pas kwamen maar enkel een studio. O ramp: de muzikant werd overbodig! Maar ze hebben de elektronische muziek snel geïsoleerd en verbannen naar universiteiten. Dit orkest is anders: de machines zijn aanwezig en hebben partituren. Het gaat er mij niet om muzikanten overbodig te maken; wat mij interesseert is, wat er overblijft van mij als musicus als ik ga samenwerken met de robots. Als ik met mijn motoriek de robots stuur krijg ik heel andere expressieve mogelijkheden. En daar ligt mijn missie. Hoe kan ik met die machines praten, of met een traditioneel instrumenten samenspelen, zoals bvb. gebeurt in de stukjes met Moniek Darge voor stem en viool met automaten.

Hoe toegankelijk zijn deze automaten voor andere componisten?

Ze kunnen traditionele midi-bestanden verwerken en spelen: Sebastian Bradt, Thomas Smetryns, Joachim Brackx, Moniek Darge, Barabara Buchowiec, Kris De Baerdemacker, Moritz Eggert enz... hebben al op die wijze goede stukken voor het orkest geschreven.  Maar iemand met een beetje kennis van programmeren kan nog beter, en ook interaktief, aan de slag met de automaten: Kristof Lauwers bvb. Mijn besturings- en kompositieprogramma’s zijn open, gepubliceerd en vindbaar op onze internet-website. Er zijn ondertussen veel mensen die een beetje kunnen programmeren. Het is natuurlijk een tijdrovende bezigheid, maar dat is traditioneel componeren ook. Maar er is wel een immens voordeel tegenover het traditioneel componeren omdat het zeer snel veranderbaar is. Het is ook meer architectonisch omdat ik vooraf syntax en vorm kan bepalen van het stuk, zonder dat ik één noot geschreven heb. Ook kan ik later de vorm veranderen of zelfs interaktief maken, wat bij traditioneel componeren volstrekt ondenkbaar is. Ikzelf werk heel vaak samen met butoh danseres Emilie De Vlam, die ik in mijn interaktieve komposities inschakel. Op dit moment zijn dat vooral voorstudies voor wat mijn opus magnum infinitum moet worden, met name mijn ‘Technofaustus’.  Daar hangt natuurlijk veel af van de bewegingen van de danseres. Welke noten er precies klinken hoef ik niet te bepalen, maar wel hoe ze zullen klinken in hun onderling verband. Het laat me toe me op de kompositorische grond van de zaak te koncenreren: vorm geven aan affekten in de tijd om daarmee een publiek te verleiden.


Back to Logos Public Domain Back to Logos Website