koncertberichten
ANTON LUKOSZEVIEZE
programma
59 seconds for a string player (1953)
John Cage
Chant Suspendu (1998)
Christopher Fox
Trinity (1986)
Ornette Coleman
Krusten/Crusts (1998)
Gerhard Stäbler
Summing I (1980)
Phill Niblock
Splitting 2 (2000)
Michael Maierhof
Cello Piece for Michael Parsons (1999)
Laurence Crane
Ishi <man waxati> Soundings (2000)
Malcolm Goldstein
Anton Lukoszevieze (1965) studeerde cello aan het Royal College of Music in Londen bij Michael Evans, en volgde Master Classes bij William Pleeth.
Later studeerde hij vertolking van hedendaagse muziek bij Oliver Knussen aan de Britten-Pears School. Gerhard Stäbler, Michael Parsons, Amnon Wolman, Kunsu Shim, Christopher Fox, Geir Johnson, Philip Corner, Larry Polansky en Laurence Crane schreven werken voor hem.
In opdracht van Stichting Prime Groningen werkt Richard Ayres op dit ogenblik aan een kompositie voor cello en interaktieve cd-rom. Op stapel staat ook een filmprojekt met Jayne Parker voor de Arts Council tournee van december a.s., met werken van Helmut Oehring, Volker Heyn, John Cage en Morton Feldman. De koncerten gaan door in de Spacex Gallery, Exeter, de John Hansard Gallery, het Aldeburgh Festival en de Hoxton New Music Days. Solo optredens dit jaar vonden plaats in Duitsland (EARport), voor de Deense radio (Musica Nova), Ely Chapel, Cambridge, Noorwegen (Ultima Festival) Londen en Chicago.
In oktober leidt hij ateliers voor strijkers en geeft hij solorecitals tijdens het Ultima festival in Oslo.
Hij zal ook een solo-cello cd opnemen met muziek van Christopher Fox voor het Metier label. In 2001 fungeert hij als gast-muziekdirekteur voor twee koncerten van hedendaagse muziek voor het nieuwe ensemble Porto 2001.
Lukoszevieze is co-directeur voor Scrap/Schrott Event, EARport, Duisburg, 2002.
Als cellist is hij regelmatig te gast bij MusikFabrik NRW. Hij is ook stichter en directeur van het ensemble Apartment House. Dit in 1995 opgerichte ensemble heeft zich snel gevestigd als de leidende Britse exponent van internationale avant-garde en experimentele muziek. De koncerten in Engeland, de VS, Denemarken en Duitsland bevatten vele premières van een zeer diverse schare hedendaagse komponisten.
Het recital van cellist Anton Lukoszevieze in de Grote Zaal van het King's College telde niet minder dan drie wereldpremières, alle speciaal voor hem geschreven. De muziek was afwisselend uiterst komplex en uiterst eenvoudig; er was expliciet politieke muziek en apolitieke muziek, naast zuiver theatrale handeling (zonder enig muzikaal gebruik van het instrument - twee werken van George Brecht). Het talent van Lukoszevieze dat het snelst opvalt, is zijn vermogen een programma samen te stellen met een grote diversiteit, met intense gedrevenheid en transparantie.
"Independence" van James Clark vereist een volledige scordatura, en de schriftuur is rijk aan kwarttonen. De bizar vervormde uitgangsbasis die hieruit resulteert brengt de luisteraar onmiddellijk uit evenwicht. Verder tracht de muziek voortdurend te ontsnappen aan de open snaren, maar wordt ze telkens weer neergehaald door het veelvuldig gebruik van open snaar bourdons.
"Before" van Kunsu Shim kon niet meer kontrasteren. Dit was een wereldpremière, en de uitvoering was onberispelijk. Het is een kort, ruisend werk met rituele kracht, dat erin slaagt aan te spreken met zijn onstoffelijke geluiden, zo verschillend van de gewone celloklanken en daardoor de luisteraar magnetiserend.
"Krusten/Crusts" van Gerhard Stäbler was de volgende kreatie. Het werk benut strikt beperkte middelen op instrumentaal en muzikaal vlak, maar vereist grote elementaire energie- de cellist moet alleen de buitenste snaren langs onder aanstrijken, het toonmateriaal is beperkt tot microintervallen binnen een tritonus - en de resulterende spanning was opvallend in deze uitvoering, maar ook ontluisterend.
Hevige spanning kenmerkte ook het werk Opus Breve van Klaus K. Hubler. Een uitzonderlijk komplex werk met een onthutsende moeilijkheidsgraad, daarom werd het tweemaal uitgevoerd met grote inzet en precisie. De verbrokkelde, stuiterende energie geleek op een gewelddadige centrifugale kracht die telkens weer naar binnen getrokken werd.
"Movements and Acts" van Ross Loraine - opnieuw een wereldpremière - is een abstrakt werk met echo's van de Amerikaanse na-oorlogse periode en de vroege strijkkwartetten van Kagel. Diverse ongewone voorwerpen "bespelen" het instrument, het werk evolueert in gescheiden episodes (volgorde door de uitvoerder te bepalen); dit zijn geen korte individuele geluiden of gebaren, maar langdurige, vaak zwevende en gradueel veranderende klanken, met veel verbeelding gedaan, en met een precies gevoel voor theater.
De drie overige werken waren spijtig genoeg alle zwakker dan de voorgaande. Maar het was de evenwaardige behandeling door Lukoszevieze van alle werken, die het recital tot een eenheid smeedde. Het is merkwaardig dat een enkele vertolker in staat is zoveel begrip en sympathie te tonen voor een zo weids materiaallandschap. Ik kijk uit naar zijn toekomstige verkenningen van de nog resterende regionen van de hedendaagse muziek.
Nicolas Hodges, In Tempo Magazine, December 1998
JEAN-FRANÇOIS LAPORTE
Multidisciplinaire muziekmaker Jean-François Laporte heeft een op z'n minst ongewoon parcours achter de rug: Centraal Afrika, studies burgerlijk ingenieur, twee jaar laboratoriumresearch, vooraleer in 1995 kompositiestudies aan te vatten aan de Universiteit van Montréal, waar hij dit jaar bij Marcelle Deschênes afstudeerde.
Naast zijn aktiviteiten als komponist besteedt Jean-François Laporte een groot deel van zijn tijd aan het bedenken, ontwerpen en bouwen van allerhande muziekinstrumenten: bij de recentste vinden we de Tu-Yo en de 'Membranes Magiques', twee wind- en membraaninstrumenten. Daarnaast ontwikkelt hij ook nog klankinstallaties en onderzoekt hij de mogelijkheden van de aleatorische, de experimentele en de geïmproviseerde muziek.
Als komponist behaalde hij tal van prijzen en kreeg hij internationale opdrachten (o.m. in Canada, België, Frankrijk, Oostenrijk, Portugal en Japan.)
Teneinde muzikaal te kunnen experimenteren richtte Jean-François Laporte in 1995 het ensemble Totem Contemporain op, dat hij nog steeds leidt. Totem Contemporain musiceert met uitsluitend nieuw uitgevonden instrumenten en geluidsbronnen. Momenteel werkt hij 'Tribal' af, een werk van 45 minuten, voor 60 musici waarvan Totem Contemporain de kern uitmaakt.
Eerder intuïtief dan cerebraal onderzoekt Jean-François Laporte de muziek vanuit het praktisch experimenteren met de geluidsmaterie en ontwikkelt daartoe ook nieuwe talen. Zijn muziek onderscheidt zich door de originele bezettingen, door het vergaande timbrale onderzoek en door het veelvuldig gebruiken van nieuw uitgevonden instrumenten.
"Kunst verschijnt op het moment dat "daar hou ik niet van" verandert in "zo had ik het mij niet voorgesteld"." Van wie is deze uitspraak? Ik weet het niet meer, maar ze komt wel in de buurt van wat Jean-François Laporte zegt over de muziek waar hij naar luisterde toen hij jonger was: "Ik vond altijd dat ze niet de weg nam die ik haar graag had zien nemen." Twee zinnen die eerder op een intuïtie dan een ontevredenheid wijzen: de dingen kunnen, of zouden moeten anders zijn. Sinds hij, zes jaar geleden, besloot zich door deze intuïtie te laten leiden, volgt Jean-François Laporte ze zonder onderbreking, steeds op zoek naar de essentie van de dingen achter de gevestigde strukturen en modellen.
Als komponist benadert hij de instrumenten alsof hij ze niet kende, onderzoekt hij de geluiden van de hedendaagse wereld met een steeds wakkere gevoeligheid. Een beetje alsof hij zelf de hem omgevende wereld wil ontdekken, eerder dan meteen te aanvaarden wat erover verteld wordt.
Hij is één van die "jonge komponisten" die in Canada een redelijke bekendheid geniet. Misschien omdat hij al sinds 1995, toen hij zijn officiële muziekstudies aanvatte, komponeert en uitvoert. En waarschijnlijk ook omdat hij in 1998 in de oude haven van Montréal "Les Sirènes Volantes", een havensymfonie voor 7 boten en 2 lokomotieven, aan duizenden toeschouwers liet horen. De media waren meer dan lovend: "Jean-François Laporte beschikt over de gave al hetgeen hij hoort in poëzie om te zetten, zijn verbeelding in onverwachte klankboeketten om te toveren." schreef François Tousignant. Doch, toen Laporte 7 jaar geleden besloot het burgerlijk ingenieurschap in te ruilen voor de muziek en opnieuw naar de schoolbanken te trekken, wist hij niet wat hem te wachten stond. Voorop stond het mythische beeld van de klassieke komponist, door de geschiedenis tot legendarische proporties opgeblazen; maar het is aanvankelijk aan de populaire muziek dat hij denkt: chansonnier. Maar terwijl hij, om zijn muzikale lacunes op te vullen, naar al hetgeen hij vindt begint te luisteren, ontdekt hij een hele andere soort instrumenten: instrumenten die hij, die zoveel tijd met zijn vader op bouwwerven doorbracht, zelf kan bouwen. Hij kon een ander type instrumenten, bijgevolg een andere manier van musiceren en vooral een andere relatie tot de muziek ontwikkelen.
Deze intiemere verhouding die hem dichter bij het instrument. Sindsdien telt alleen nog de muziek en probeert hij het timbre eigen aan elke geluidsbron te ontdekken en te laten klinken. Zo stak hij zijn hand in een boothoorn en haalde er een andere klank uit, "een klank die er de hele tijd al was maar die nooit benut werd. Plots gaat een hele wereld open, een beetje alsof deze sirene, deze vis-vrouw, plots vleugels had gekregen en weggevolgen was om de wereld vanuit een ander perspektief te bekijken."
(Julie Bouchard, in 'Le Devoir', 1999)
MALLE SYMEN QUARTET
Katja Blischke - Raphaela Danksagmüller - Cathelijne Hensing - Ina Wieczorek
programma
Dame de qui toute ma joie
Rose, liz, printemps (1300 - 1377)
Guillaume de Machaut (in een hedendaagse bewerking van het Malle Symen Quartet)
Nieuw werk (reflecterend op Rose, liz) (2000) (*)
Ron Ford
Liebestod (2000) (*)
Richard Barrett
Paleochora (2000) (*)
Panayotis Leftheris
Le chant des anges m'est devenu insupportable (2000) (*)
Cléo Palacio-Quintin
Lieto (1990)
Bart de Kemp
Sequentia (1996)
Ron Ford
Periferisch-Diagonaal-Concentrisch (1971)
Frans Geysen
(*) voor het Malle Symen Kwartet geschreven
het kwartet:
Katja: "We zijn in 1994 begonnen aan het Conservatorium van Amsterdam. Wat ons uit Duitsland, Oostenrijk en Nederland hier naar toe trok? Nederland heeft een blokfluittraditie met onder andere Frans Brüggen, Walter van Hauwe en Paul Leenhouts en werkt als een magneet voor blokfluitisten over de hele wereld. Dat je elkaar daar tegenkomt als je dezelfde doelen en ambities hebt, ligt voor de hand."
de muziek:
Raphaela: "Ons repertoire reikt van middeleeuws tot hedendaags, van Zuid-Spanje tot Noord-Engeland en van intieme klanken tot elektronisch bewerkt en versterkt. Wij streven naar een levendige interpretatie van de oude muziek en brengen veel hedendaags werk, waarvan een groot deel speciaal voor ons is geschreven. Inmiddels hebben wij al op tal van podia in binnen- en buitenland onze programma's gepresenteerd."
de instrumenten:
Ina: "Als je pianist bent, heb je meestal één of twee vleugels in je beroepspraktijk. Bij blokfluitisten ligt dat iets anders. Afhankelijk van het programma staan tot ongeveer vijftig zeer verschillende blokfluiten op het podium te kijk: kleintjes van slechts 17cm, reuzen van bijna 2m50, renaissance- en barokmodellen en futuristische vierkante blokfluiten met kleppen."
de naam:
Cathelijne: "Ons kwartet bestond al een half jaar voordat het eindelijk 'Malle Symen Quartet' werd gedoopt. Malle Symen is de naam van een chanson dat in de 17de eeuw een internationale hit scoorde. Niemand weet meer waar het oorspronkelijk vandaan komt, maar zeker is dat vele beroemde komponisten, zoals Sweelinck en Farnaby, de Malle Symen-melodie als basis hebben gebruikt voor komposities in uiteenlopende bezettingen. Ook de tekst is jammer genoeg niet overgeleverd en van gekke Simon weten wij niet meer dan dat hij vermoedelijk een theaterpersonage was. Als we een gedicht uit 1629 geloven, dan hebben wij met deze naam een 'onbeschaemd' karakter. Zou het?"