“ANARCHISME”   – ‘Zeven anarchistische leerstellingen’,

– ‘Een analyse’,

door Dr. Paul Eltzbacher.

Uitgave Stichting DE AS, Postbus 43, 2750 AA Moerkapelle, postgiro 4460315,  RABOBANK, Zevenhuizen-Moerkapelle, Rekeningnummer:  1601.46.720; 293 bladzijden,  prijs f 29,50  -  Reprint Moerkapelle 2000.

Ook per e-mail te bestellen: Wim de Lobel – ‘wdelobel@uwnet.nl’.

Op de achterflap:

“Dr. Paul Eltzbacher heeft in zijn tijd (1900) een wetenschappelijke studie gemaakt van het anarchisme als politieke theorie. Daarin heeft hij criteria van de rechtsgeleerdheid, economie en filosofie gehanteerd.

De Duitse jurist Eltzbacher schreef een standaardwerk dat in diverse talen werd vertaald en uitgegeven. Hij analyseert in zijn verhandeling zeven anarchistische leerstellingen, die hij toest op hun onderlinge samenhang.

Twee Russische anarchisten, Kropotkin en Tolstoj lieten zich in lovende bewoording uit over de uiteenzetting van hun ideeën.

Natuurlijk is er inmiddels honderd jaar na de publicatie van deze studie wel het een en ander toegevoegd aan de anarchistische denkwereld. Denken wij bijvoorbeeld aan de invloed van de milieuproblematiek en tevens aan de digitalisering van de samenleving.

Maar het hedendaagse anarchistische denken zal toch nooit haar bronnen kunnen en willen verloochenen?

Waarom deze reprint van de Nederlandse uitgave?

Enerzijds, om van het anarchisme met de onderbouwing van deze gedegen en handzame studie een beter beeld te verschaffen. Anderzijds, omdat toch nog steeds in de wereld van de media het anarchisme wordt afgedaan als zijnde chaos en terreur.

Deze studie wordt aanbevolen aan lezers die afstand wensen te nemen van de ongefundeerde vooroodelen welke zoal de ronde doen omtrent het anarchisme.

De  reprint is:

ANARCHISME

door

Dr. Paul Eltzbacher,

Assesor aan de rechtbank en privaatdocent te Halle a.d. Saale.

Vertaling van

L. Cornelissen-Rupertus

     Je ne propose rien, je ne suppose rien,

     j’expose.

     (Ik doe geen voorstellen, ik maak geen

       veronderstellingen, ik zet uitéén.)

P.M. WINK  - 1903  - AMERSFOORT

INHOUDE

Voorwoord                                                        5

Inleiding                                                           11

Onze taak                                                         15

Recht, Staat, Eigendom                                   26

De leer van Godwin                                        46

De leer van Proudhon                                      68

De leer van Stirner                                         94

De leer van Bakounine                                 114

De leer van Kropotkine                                138

De leer van Tucker                                       179

De leer van Tolstoi                                       211

De Anarchistische Leerstellingen                259

Het Anarchisme en zijn soorten                   273

Slot                                                               285

Afkortingen                                                  287

VOORWOORD

Het boek, dat ik hierbij in Nederlandsch gewaad den lezer aanbied, “Der Anarchismus” van Dr. Paul Eltzbacher, verscheen in 1900. Ondanks zijn kortstondig bestaan, is het reeds in verschillende talen vertaald.

In het Spaans, van de hand van prof. Dorado te Salamanca, verscheen het onder den titel: “El anarquismo, segun sus mas ilustres representantes’: een Fransche vertaling werd bezorgd door Otto Karmin; een Russische, zoo ze niet reeds vóór onze Nederlandse uitgave is verschenen, zal weldra volgen.

Alvorens met een enkel woord mijn Nederlandsche bewerking in te leiden, ben ik aan den lezer verschuldigd, op te merken, dat twee der personen, wier leer door den schrijver is behandeld, Tolstoi en Kropotkine, zich reeds over het boek in het algemeen en over de uitéénzetting hunner doctrines in het bizonder, hebben uitgelaten.

Tolstoi schreef:  “Het is een goed werk. De uitéénzetting mijner leer is in de hoogste mate juist en nauwgezet..”

(Tolstoi: “Muss es denn so sein?” Duitsch van Syrkin, Berlijn 1901).

Kropotkine heeft in  “Les Temps Nouveaux”, nummer van 6-14  September 1900, een uitvoerige beoordeling geleverd van Eltzbachers werk, dat hij noemde  “een eerlijk boek over de anarchie.”

“Zeggen wij allereerst,” zoo merkt hij op,  “dat het een boek  is, dat u vooral treft door het gevoel van  ‘rechtvaardigheid’,  waardoor de auteur is geïnspireerd van af den eersten tot den laatsten regel.  “Je ne propose rien, je ne suppose rien, j’expose” is zijn devies.  Maar, volkomen trouw blijven aan dit devies, nimmer te kort schieten ten dezen opzichte, zelfs bij de keuze zijner uitdrukkingen – daartoe moet men doortrokken wezen van een gevoel van rechtvardigheid, verfijnd tot op een hoogte die zeer zeldzaam is.

“Het is zoo gemakkelijk bijvoorbeeld, te zeggen, terwijl men ideeën uitéénzet, die men zelf niet deelt: deze of gene  ‘verbeeldt zich’,  dat de menschen zus of zóó zijn, deze of gene  ‘droomt’ dit, of  ‘vergeet’  dat. Geen enkel woord van dien aard is den schrijver ontsnapt. Hij  ‘exposeert’ zeer goed en hij doet het, zonder ook maar een zweem van kritiek zich te laten ontsnappen. Vanuit dat oogpunt beschouwd is het een bijnae eenig boek.

“Ternauwernood kunnen wij door de eerste zinsneden van het boek en enkele conclusies aan het slot, vaag vermoeden, dat de schrijver zich niet tot het anarchisme laat bekeeren. En het zelfs voor gevaarlijk houdt. Maar, dát ter zijde gelaten, is het een uitéénzetting, niet anders dan een uitéénzetting, zeer doordacht, zeer bestudeerd en zeer juist.”

En na een analyse van het werk te hebben gegeven, gaat Kropotkine voort:

“Men sluit het boek van Eltzbachter met leedwezen. Na eene zoo uitmuntende ontwikkeling wil men wel de opinie van den schrijver kennen, die zoo goed de anarchie wist te begrijpen en dikwijls meer orde wist te leggen in zijn uitéénzetting, dan wij er zelf wel ingelegd hadden. De anarchie, zegt ons de schrijver, is een zaak, die te bestudeeren valt.”

Een nieuwe en machtige school van rechtsphilosophie, een ontzettende kracht van aktie, voegen wij er aan toe, ze valt te bestudeeren – het zij zoo! Maar, met welk doel?  Teneinde hare voorslagen te bestrijden?

Teneinde op te merken, welk levenverwekkend element ze toevoeren aan de doode ideeën, door Hobbes geformuleerd, in hoeverre zij die van Spencer doen herleven, wat ze der maatschappij bieden, wanneer ze op een veel grondiger wijze dan Spencer het heeft gedaan, het individu tegenover den staat stellen?

“Op al deze punten blijft de schrijver, zoo sympathiek door zijn nauwgezette eerlijkheid en door de intelligentie van al hetgeen hij ons zegt, ons het antwoord schuldig.”

De uiteenzetting der leerstellingen van Kroportkine en Tolstoi behooren zonder twijfel tot de beste gedeelten van Eltzbachers werk; maar ook in het algemeen gesproken is het methodisch onderzoek, waaraan de schrijver de anarchistische stelsels onderwerpt, welke hij zich als model heeft uitgekozen, uitnemend geschikt, om van de verschillende anarchistische theorieën, haar punten van overeenkomst en vooral van verschil, van den grondslag, waarop elk harer berust en de hoofdpunten, waarover zij zich uitspreken, een helder inzicht te verkrijgen.

De lezer late zich door de ietwat taaie, met rechtskundige vaktermen gekruide vóórbeschouwingen van den schrijver, niet te zeer afschrikken, ook al mocht hij als Nederlander met hetgeen men in Duitschland,  “wetenschappelijke” behandeling van zijn onderwerp noemt, het moeielijk kunnen vinden en misschien van oordeel zijn, dat in deze voorafgaande beschouwingen de schrijver zich dikwijls korter, en zeer zeker duidelijker voor zijn lezers-publiek had kunnen uitdrukken.

Niet alleen, dat de hoofdverdienste van dit boek toch steeds blijft de bijeenverzameling en het methodisch rangschikken van het rijke, veelomvattende en zoozeer verschillende materiaal, maar ook zijn de slothoofdstukken, waarin de schrijver zijn conclusies trekt, weder buitengemeen duidelijk en voor de oriëntering in de verschillende stelsels van onmiskenbaar nut.

Slechts op een heel enkele plaats heb ik mij nu en dan veroorloofd, in een noot een enkele opmerking aan den tekst toe te voegen. In het algemeen staat het voor mij vast, dat de vertaler slechts tot taak heeft, trouw over te brengen, zonder meer, wat zijn schrijver zegt, en ik heb dan ook slechts dáár mij veroorloofd, mijn meening te zeggen, waar ik overtuigd meende te zijn, dat deze meening kon bijdragen tot betere beoordeling van het geheel vóór mij.

 

Een enkele bemerking wensch ik nog in dit voorwoord in het midden te brengen. Ik vestig er namelijk de aandacht van den lezer op, dat hij bij zijn eigen beoordeeling der anarchistische theorieën, zooals ze van onder het ontleedmes van Dr. Eltzbacher komen, met een belangrijke omstandigheid moet rekening houden.

Sommigen der anarchistische schrijvers, die hier de revue passeeren, als Stirner, hadden hun leer in een afgerond geheel als ’t ware, in een enkel boek, de vrucht van een geheel menschenleven van denken en werken saamgevat. Anderen echter, als Kropotkine, Proudhon, Bakounine, Tolstoi, gaven hun wereld- en maatschappij-beschouwing in verschillende werken,  -  soms in vluchtig daarneergeworpen tijdschrift- of courantenartikelen, het stempel dragend van het oogenblik, waarop ze verschenen; of zelfs in adressen, die meer tot taak hadden propagande te maken onder de kringen, tot welke ze gericht waren, dan de wetenschappelijke leer af te ronden en op z’n scherpst te formuleeren van dengenen, die zo schreef.

Het werk van één der besproken auteurs, Benj. Tucker, is zelfs niet anders dan een verzameling van artikelen voor de pers geleverd.

Het ligt voor de hand, dat dit hier in aanmerking moet worden genomen, wanneer zulke, onder geheel verschillende omstandigheden verschenen en aan geheel verschillend onmiddellijk doel beantwoordende geschriften, aan een zelfde methodisch onderzoek worden onderworpen.

Schijnbare tegenspraak, of vaagheid en onduidelijkheid van uitdrukking in de aanhalingen uit de verschillende schrijvers, laten zich op deze wijze verklaren; en waar Dr. Eltzbacher in zijn streven naar objektiviteit over dit alles heenstapte, meende ik een en ander in mijn voorwoord even te moeten constateeren, juist wijl ik hoop en verlang, dat aan de geschriften der verschillende anarchistische auteurs recht zal geschieden.

“Uitéénzetten” zonder méér is een schoone zaak, maar de juiste beoordeling van het uitééngezette is mij toch ook iets waard.

Voor Tolstoi heb ik mij, daar ik niet de Russiche taal ken, moeten behelpen met een zo juist mogelijke vertaling van de aangehaalde zinsneden, zooals ik ze vond in het boek van Dr. Eltzbacher. De citaten echter, die door den schrijver uit het Fransch of het Engelsch zijn vertaald, heb ik alle ter  “Bibliothèque Nationale” alhier met den oorsponkelijken tekst kunnen vergelijken.

                                                                                            De Vertaalster

Parijs, September 1903.

INLEIDING     (de hoofdstukken worden hier gegeven zonder annotatie).

1.Het anarchisme wetenschappelijk te doorgronden is ons tegelijk een behoefte innerlijk en naar buiten. Wij zouden in het wezen eener beweging wenschen dóór te dringen, die het onbetwijfelde waagt te betwijfelen en het oudeerwaardige te ontkennen, en die desalniettemin in steeds verdere kringen om zich grijpt. Wij zouden verder hieromtrent tot een besluit willen komen, of het niet noodzakelijk is zulk een beweging met de wapenen der macht te gemoet te treden, om het bestaande, of in elk geval de rustige vóórontwikkeling ervan te beschermen en door ingrijpen zonder verschooning een grooter euvel te verhoeden.

2. Er bestaat tegenwoordig omtrent het anarchisme de grootste onklaarheid van denkbeelden en dat niet slechts bij de massa, maar ook onder geleerden en staatslieden.

Nu eens kenschetst men als de hoogste wet van het anarchisme, een wet van geschiedkundige ontwikkeling, dan weer het geluk van den enkeling, straks weder de Gerechtigheid.

Nu eens beweert men, dat het anarchisme zijn hoogste ontwikkeling bereikt in de ontkenning van elk program, wijl het slechts een negatief doel zou hebben; dan weder, dat er tegenover zijn ontkennende, vernietigende zijde een positieve en scheppende zijde staat; of ook ten slotte, dat het eigenaardige van het anarchisme uitsluitend is gelegen in zijn uitingen over een ideale samenleving, zoodat, wat zijn waar en eigenlijk wezen uitmaakt, zijn positief streven zoude zijn.

Nu eens heet het, dat het anarchisme het Recht, dan weer dat het de Maatschapij, of ook, dat het slechts den Staat verwerpt.

Nu eens verklaart men, dat er in de toekomst-maatschappij van het anarchisme geen enkele band bestaat door oevereenkomst getroffen; dan weer, dat het anarchisme de regeling nastreeft van alle openbare aangelegenheden langs den weg van overeenkomsten tusschen federalistisch georganiseerde gemeenten en maatschappijen.

Nu eens zegt men, in het algemeen, dat het anarchisme den eigendom verwerpt of ten minste den privaateigendom; dan weer maakt men een onderscheid tusschen kommunistisch en individualistisch, of ook tusschen kommunistisch, kollektivistisch en individualistisch anarchisme.

Nu eens beweert men, dat het anarchisme zijn verwezenlijking verwacht door de misdaad, namelijk door een gewelddadige revolutie en met behulp der propaganda door de daad; dan weer, dat het anarchisme de taktiek van geweld en de propaganda door de daad verwerpt, of dat deze althans geen noodzakelijke elementen van het anarchisme uitmaken.

3. Twee eischen moeten gesteld worden aan ieder, die op zich neemt, het anarchisme wetenschappelijk te behandelen.

Ten eerste moet hij de belangrijkste anarchistische geschriften kennen. Wel is waar brengt dit groote moeielijkheden met zich. De anarchistische geschriften zijn in onze openbare boekerijen slechts uiterst spaarzaam vertegenwoordigd. Gedeeltelijk ook zijn ze zóó zeldzaam, dat het voor den enkeling zeer moeielijk is, ook slechts de meest uitstekende ervan te erlangen. Daardoor is het ook te begrijpen, dat van alle werken over het anarchisme slechts een enkel op een veelomvattende bronnenkennis berust. Het betreft hier een in 1894 te New-York zonder den naam van den schrijver verschenen geschrift: “Die historische Entwickelung des Anarchismus”,  dat eene in achttien pagina’s saamgedrongen beknopt overzicht geeft, getuigend van een verbazingwekkende bekendheid met de anarchistische geschriften.

De twee uitgebreide werken: “L’anarchi e gli anarchici, studio storico et politico”  di E. Sernicoli, 2 volumi, Milano 1894 en: “Der Anarchismus, kritische Geschichte der anarchistischen Theorie” von V. Zenker, Jena 1895, gronden zich tenminste gedeeltelijk op bekendheid met anarchistische geschriften.

Ten tweede moet degene, die het anarchisme wetenschappelijk wil behandelen, in den grond bekend zijn met rechtsgeleerdheid, economie en philosophie. Het anarchisme beoordeelt rechtsinstellingen in verband met hare economische resultaten en vanuit het standpunt der een of andere philosophie. Om door te dringen tot zijn innerlijk wezen, en niet het slachtoffer van allerlei misverstand te worden, moet men daarom vertrouwd zijn met de begrippen van philosophie, rechtsgeleerdheid en economie, door het anarchisme gebruikt en aangenomen.  Aan deze eischen voldoet van alle verhandelingen over het anarchisme het meest het kleine geschrift van   Rudolf Stammler:  “Die Theorie des Anarchismus”, Berlin 1894.

DE ANARCHISTISCHE LEERSTELLINGEN

  1. Algemeene beschouwingen.

Na het voorafgaande is het standpunt bereikt, vanwaar men het geheel der anarchistische leerstelling kan overzien.

Dit overzicht is slechts op de vollgende wijze mogelijk. Ten eerste moet erop werden gelet, wat de zeven besproken en als anarchistisch erkende leerstellingen met elkander gemeen hebben en welke bizonderheden erin vallen op te merken. Daarna moet worden nagegaan, in hoeverre het gemeenschappelijke in de zeven leerstellingen in betekenis valt gelijk te schatten met het gemeenschappelijke, dat al de als anarchistisch erkende doktrines met elkander vertoonen en in hoeveere voorts de onder de zeven leerstellingen op te merken bizonderheden in beteekenis vallen gelijk te schatten met die, welke het geheel der anarchistische doktrines onderling vertoonen.

Om de hier ontwikkelde eigenschappen der anarchistische leerstellingen te kenmerken zijn hier in zooverre het slechts mogelijk was, reeds bestaande woorden gebruikt. Waar dezen volstrekt ontbraken, had de behoefte aan een korte formule den tegenzin tegen taalkundige scheppingen te overwinnen.

      II. Grondslag der leer

I.                     Met het oog op hun grondslag hebben de zeven ontwikkelde leerstellingen niets gemeenschappelijks.

1.       Gedeeltelijk erkennen zij als de hoogste wet van menschelijke gedragingen slechts een natuurwet, die ons alzoo niet zegt, wat gebeuren moet, maar slechts wat werkelijk zal plaatsgrijpen; deze leerstellingen kan met  ‘genetische’  leerstellingen noemen. Gedeeltelijk beschouwen zij als de hoogste wet van menschelijke gedragingen een norma, die ons zegt, wat er gebeuren moet, zelfs al gebeurt het nooit; deze leerstellingen kan met ‘kritische’ leerstellingen noemen.  Genetisch zijn de doktrines van  Bakounine en Kropotkine; en wel is voor Bakounine de hoogste wet van menschelijke gedragingen de ontwikkelingswet van den vooruitgang der menschheid van een minder volkomen tot een zo volkomen mogelijk bestaan, voor Kropotkine de ontwikkelingswet van den vooruitgang van een minder gelukkig tot een zoo gelukkig mogelijk bestaan. Kritisch zijn de leerstellingen van Godwin, Proudhon, Stirner, Tucker en Tolstoi.

2.       De kritische leerstellingen zijn weer gedeeltelijk dezulken die als hoogste wet van menschelijke gedragingen een plicht vooropzetten, de plicht zelve is einddoel; deze leerstellingen laten zich als  ‘idealistisch’ aanduiden. Gedeeltelijk zijn ‘dezulken, die als hoogste wet van menschelijke gedragingen het geluk voropzetten, alle plicht is slechts een middel tot het geluk; deze leerstellingen kan men  ‘eudemonistische’  leerstellingen noemen. Idealistisch zijn de doktrines van Proudhon en Tolstoi, en wel plaatst als hoogste wet van menselijke gedragingen Prodhon de plicht der gerechtigheid, Tolstoi de plicht der liefde op den voorgrond.  Eudemonistisch zijn de leerstellingen van Godwin, Stirner en Tucker.

3.       De eudemonistische doktrines eindelijk beschouwen als hoogste wet van menschelijke gedragingen, òf het geluk der gemeenschap, hetwelk dus het individu zonder acht te slaan op eigen geluk, heeft te bevorderen; deze leerstellingen kan men  ‘altruistisch’  noemen, òf zij beschouwen als hoogste wet van menschelijke gedragingen het geluk van het individu, hetwelk deze dan zonder acht te slaan op het welzijn der gemeenschap heeft na te streven; deze leerstellingen kan met  ‘egoistisch’ noemen.  Altruistisch is de leer van Godwin, egoistisch zijn de doktrines van Stirner en Tucker.

II  De zeven ontwikkelde, als anarchistisch erkende leerstellingen vallen met betrekking tot hetgeen ze in hun grondslagen gemeenschapelijks hebben, aan het geheel der erkend anarchistische leerstellingen gelijk te schatten. Zij hebben in hun grondslagen niets gemeenschappelijks. Het geheel der als anarchistisch erkende doktrines kan alzoo te minder iets gemeenschappelijks in hare grondslagen vertoonen.

De ontwikkelde doktrines kunnen voorts met betrekking tot de bizonderheden, die zij volgens hunne grondslagen vertoonen, aan het geheel der anarchistische doktrines in het algemeen worden gelijk geschat. De onder hen op te merken bizonderheden laten zich namelijk tot een systeem schikken, dat niet meer voor gelijk geschatte, maar slechts nog voor ondergeschikte bizonderheden ruimte biedt. Geen anarchistische leerstelling kan aldus eenig bizonderheid vertoonen, die niet onder deze bizonderheden valt.

Wat geldt voor de zeven ontwikkelde doktrines, geldt aldus voor  ‘anarchistische doktrines in het algemeen’.  Zij hebben in hun grondslagen niets gemeenschappelijks en zijn volgens hun verscheidenheid op deze wijze te verdeelen:

                                                       KRITISCHE LEERSTELLINGEN.

GENETISCHE

LEER-                                                                         Eudemonistische.

STELLINGEN.               Idealistische.             Altruistische.          Egoistische.

Bakounine.                      Proudhon.                   Godwin.                 Stirner.

Kropotkine.                     Tolstoi.                                                       Tucker.

           III. Recht.

I  In hun verhouding tot het Recht, dat wil zeggen tot die normen, die erop berusten, dat menschen een bepaalde gedraging binnen een henzelf omvattenden kring van menschen algemeen willen zien nagekomen, hebben de  ‘zeven ontwikkelde doktrines’  niets gemeenschappelijks.

1.Gedeeltelijk ontkennen zij voor onze toekomst het Recht; deze doktrines kan men  ‘anomistisch’  noemen. Gedeeltelijk geven ze het toe voor onze toekomst; deze leerstellingen kan men  ‘nomistisch’ aanduiden. Anomistisch zijn de leerstellingen van Godwin, Stirner, Tolstoi, nomistisch die van Proudhon, Bakounine, Kropotkine en Tucker.

Nauwkeuriger dan het hier heeft plaats gevonden, is niet te bepalen, wat eenerzijds den anomistische, anderzijds den nomistischen leerstellingen gemeen en wat de eenen tegenover den anderen eigen is. Want zowel de ontkenning als ook de bevestiging van het Recht voor onze toekomst heeft in de verschillende leerstellingen een geheel verschillende beteekenis.

De ontkenning van het Recht voor onze toekomst beteekent bij Godwin en Stirner, dat zij het Recht absoluut, bij gevolg ook voor onze toekomst verwerpen; en wel Godwin, omdat het steeds en overal met het geluk der gemeenschap, Stirner, omdat het steeds en overal met het geluk van het individu in strijd is.

Bij Tolstoi heeft de ontkenning van het Recht voor onze toekomst de beteekenis, dat hij Recht wel is waar niet absoluut, maar wel voor onze toekomst verwerpt, omdat het wel is waar niet altijd en overal, wel echter onder onze tegenwoordige omstandigheden in hoogeren graad tegen de liefde strijdt, dan zijn nietbestaan.

De bevestiging van het Recht voor onze toekomst beteekent bij Proudhon en Tucker, dat zij het Recht als zoodanig. wel niet elke bizondere vorm van het Recht, zonder voorbehoud en aldus ook voor onze toekomst goedkeuren; Proudhon, omdat het Recht als zoodanig nooit en nergens tegen de gerechtigheid indruischt, Tucker, omdat het als zoodanig nooit en nergens het geluk van het individu te na komt.

Bij Bakounine en Kropotkine eindelijk heeft de bevestiging van het Recht voor ons toekomst de beteekenis, dat ze uit zien, dat de vooruitgang der ontwikkeling in onze toekomst het Recht zoodanig, zoo ook niet de tegenwoordige bizondere vorm van het Recht, laten bestaan; en wel meent Bakounine hiermede den vooruitgang der menschheid van een minder volkomen tot een zoo volkomen mogelijk bestaan, Kropotkine hun vooruitgang van een minder gelukkig tot een zoo gelukkig mogelijk bestaan.

2. De anomistische doktrines verschillen weder daarin, wat ze in tegenstelling tot Recht voor onze toekomst bevestigen – en wel in dezelfde verschillende beteekenis, waarin ze het Recht voor onze toekomst ontkennen -.

Volgens Godwin zal in toekomst in de plaats van het Recht het geluk der gemeenschap voor den mensch wet zijn. Volgens Stirner zal in toekomst in de plaats van het Recht het eigen geluk voor den mensch wet zijn.Volgens Tolstoi zal in toekomst in plaats van het Recht de liefde voor den mensch wet zijn.

3. De nomistische leerstellingen anderzijds verschillen volgens den bizonderen vorm van het Recht, die zij voor onze toekomst bevestigen.  Volgens Tucker zal ook in de toekomst zonder onderscheid zoowel wettelijk Recht bestaan, waarbij de rechtswil uitdrukkelijk is blootgelegd, als ongeschreven Recht, waarbij zulk een uitdrukkelijke verklaring van den rechtswil niet voorhanden is. Volgens Bakounine en Kropotkine zal in toekomst slechts ongeschreven Recht bestaan. Volgens Proudhon zal in de toekomst slechts de ééne rechtsnorma bestaan, dat overeenkomsten moeten worden nagekomen.

II De zeven ontwikkelde, als anarchistisch erkende leerstellingen tot het Recht met elkaar gemeenschappelijks hebben, aan het geheel der als anarchistisch erkende doktrines gelijk schatten. Zij hebben in hun betrekking tot het Recht niets gemeenschappelijks. Te minder kan alzoo het geheel der anarchistisch erkende leerstellingen en hun betrekking tot het Recht iets gemeenschappelijks hebben.

De ontwikkelde leerstellingen kunnen voorts met het oog op de bizonderheden, die zij in hun betrekking tot het Recht vertoonen, worden gelijkgeschat aan het geheel der anarchistische doktrines in het algemeen. De onder hen op te merken bizonderheden laten zich namelijk tot een systeem vormen, waarin niet meer voor gelijkgeschatte, maar slechts nog voor ondergeschikte bizonderheden plaats is. Geen anarchistische leer kan dan eenige bizonderheid vertoonen, die zich niet laat rangschikken onder deze bizonderheden.

Wat voor de zeven ontwikkelde doktrines geldt, dat geldt ook voor  ‘de anarchistische doktrines in het algemeen’.  Zij hebben in hun betrekking tot het Recht niets gemeenschappelijks en zijn volgens de verscheidenheid hiervan op deze wijze te verdeelen.

ANOMISTISCHE LEER-                  NOMISTISCHE LEER-

    STELLINGEN.                              STELLINGEN.

Godwin.                                             Proudhon.

Stirner                                                Bakounine.

Tolstoi.                                               Kropotkine.

                                                            Tucker.

     IV. Staat.

I.In hun betrekking tot den Staat, dat wil zeggen tot die rechtsbetrekking, krachtens welke in een gebied een hoogste macht bestaat, hebben  ‘de zeven ontwikkelde leerstellingen’  iets gemeenschappelijks.

1 Zij hebben met elkander gemeen, dat zij den Staat voor onze toekomst ontkennen. Nauwkeuriger, dan het hier is geschied, laat zich het gemeenschappelijke der ontwikkelde leerstellingen in hun betrekking tot den Staat niet vaststellen. Want deze ontkenning van den Staat voor onze toekomst heeft in elk harer een geheel verschillende beteekenis.

De ontkenning van den Staat voor onze toekomst beteekent bij Godwin, Stirner, Tucker en Proudhon, dat ze den Staat absoluut, bij gevolg ook voor onze toekomst verwerpen; en wel bij Godwin, omdat de Staat altijd en overal het geluk der gemeenschap, bij Stirner en Tucker, omdat hij altijd en overal het geluk van het individu benadeelt; bij Proudhon, omdat de  Staat steeds en allerwegen met de gerechtigheid in strijd is.  De ontkenning van den Staat voor onze toekomst beteekent bij Tolstoi, dat hij den Staat wel is waar niet absoluut, zeker echter voor onze toekomst verwerpt, omdat wel niet altijd en overal, wel echter onder onze tegenwoordige omstandigheden de Staat, méér dan zijn nietbestaan, in strijd met de liefde is.

Bij Bakounine en Kropotkine eindelijk heeft de ontkenning van den Staat voor onze toekomst de beteekenis, dat zij vooruit zien, dat de vooruitgang der ontwikkeling in onze toekomst den Staat zal afschaffen; en wel bedoelt Bakounine hiermede den vooruitgang der menschheid van een minder volkomen tot een zoo volkomen mogelijk bestaan, en Kropotkine haren vooruitgang van een minder gelukkig tot een zoo gelukkig mogelijk bestaan.

2 In hetgeen zij in tegenstelling tot den staat voor onze toekomst bevestigen – en dat wel in dezelfde verschillende beteekenis, waarin zij den Staat voor onze toekomst ontkennen – hebben de zeven ontwikkelde leerstellingen niets gemeenschappelijks.  Gedeeltelijk bevestigen zij voor onze toekomst in tegenstelling met den Staat een sociaal samenleven der menschen in een vrijwillige rechtsbetrekking, namelijk volgens de rechtsnorma, dat overeenkomsten moeten worden nagekomen; deze leerstellingen kan men  ‘federalistisch’  noemen.  Gedeeltelijk bevestigen ze voor onze toekomst in tegenstelling met den Staat een sociaal samenleven der menschen zonder eenige rechtsbetrekking, namelijk naar dezelfde wet, dat zij in tegenstelling tot het Recht voor onze toekomst bevestigen: deze leerstellingen kan met als  ‘spontanistische’ aanduiden.  Federalistisch zijn de leerstellingen van Proudhon, Bakounine, Kropotkine en Tucker,  spontanistisch die van Godwin, Stirner en Tolstoi.

3 De spontanistische doktrines verschillen weder volgens de ongeschreven wet, welke ze in tegenstelling met den Staat als grondslag van het sociaal samenleven der menschen voor onze toekomst bevestigen.

Volgens Godwin moet in de plaats van den Staat een sociaal samenleven der menschen komen, hetwelk daarop berust, dat voor een ieder het geluk der gemeenschap wet is.

Volgens Stirner moet in de plaats van den Staat een sociaal samenleven der menschen komen, dat daarop berust, dat voor een ieder zijn eigen geluk wet is.

Volgens Tolstoi moet in de plaats van den Staat een sociaal samenleven komen, dat daarop berust, dat voor een ieder liefde wet is.

II De zeven ontwikkelde als anarchistisch erkende leerstellingen zijn, met het oog op hetgeen zij in hun betrekking tot den Staat gemeenschappelijks vertoonen, gelijk te schatten aan het geheel der als anarchistisch erkende leerstellingen. Zij hebben in hun betrekking tot den Staat slechts dit ééne met elkander gemeen, dat zij den Staat, en daarbij nog in zeer verschillende beteekenis, voor onze toekomst ontkennen. Dit hebben echter alle erkend anarchistische leerstellingen gemeenschappelijk: de beschouwing van eenige als anarchistisch erkende doktrine toont, dat zij den Staat in de een of andere beteekenis voor onze toekomst ontkent.

De ontwikkelde leerstellingen kunnen verder worden gelijk geschat met het oog op de bizonderheden die zij in hun betrekking tot den Staat vertoonen, aan het geheel der anarchistische leerstellingen in het algemeen. De onder hen op te merken bizonderheden laten zich namelijk tot een systeem vormen, dat niet meer voor gelijk geschatte, maar slechts nog voor ondergeschikte bizonderheden ruimte biedt. Geen anarchistische leerstelling kan daarom eenige bizonderheid vertoonen, die zich niet onder deze bizonderheden laat rangschikken.

Wat voor de zeven ontwikkelde leerstellingen geldt, dat geldt dan voor  ‘de anarchistische leerstellingen in het algemeen’.  Zij hebben in hun betrekking tot den Staat met elkander gemeen, dat zij den Staat voor onze toekomst ontkennen; naar de verscheidenheid echter van datgene, wat zij in tegenstelling met den Staat voor onze toekomst bevestigen, zijn zij op de volgende wijze te verdeelen:

SPONTANISTISCHE                    FEDERALISTISCHE

LEERSTELLINGEN.                     LEERSTELLINGEN.

Proudhon.                                         Godwin.

Bakounine.                                        Stirner.

Kropotkine.                                        Tolstoi.

Tucker.

   V Eigendom.

I  In hun betrekking tot den Eigendom, dat wil zeggen: tot die rechtsbetrekking, krachtens welke het iemand binnen een kring van menschen uitsluitend is gegeven, over een zaak in laatste instantie te beschikken, hebben  ‘de zeven ontwikkelde leerstellingen’  niets gemeenschappelijks.

1 Een gedeelte hunner ontkent voor onze toekomst den Eigendom; deze doktrines kan men aanduiden als  ‘indoministisch’.  Een gedeelte hunner bevestigt den Eigendom voor onze toekomst; deze doktrines kan met  ‘doministische’ noemen.  Indoministisch zijn de leerstellingen van Godwin, Proudhon, Stirner en Tolstoi doministisch zijn de leerstellingen van Bakounine, Kropotkine en Tucker.

Nauwkeuriger dan het hier is geschied, is niet te bepalen, wat eenerzijds de indoministische, anderzijds de doministische leerstellingen gemeenschappelijks hebben en wat de eenen tegenover de anderen eigenaardigs bezitten. Want zoowel de bevestiging als de ontkenning vna den Eigendom voor onze toekomst heeft in de verschillende leerstellingen een geheel verschillende beteekenis.

De ontkenning van den Eigendom voor onze toekomst beteekent bij Godwin, Stirner en Proudhon, dat zij den Eigendom absoluut, bijgevolg ook voor onze toekomst, verwerpen; en wel bij Godwin, omdat hij altijd en overal met het geluk der gemeenschap, bij Stirner, omdat hij altijd en overal met het geluk van het individu in strijd is, bij Proudhon, omdat hij altijd en overal tegen de gerechtigheid indruischt.

Bij Tolstoi heeft de ontkenning van den Eigendom voor onze toekomst de beteekenis, dat hij den Eigendom wel is waar niet absoluut, wel echter voor onze toekomst verwerpt, omdat het wel is waar niet altijd en overal, zeker echter onder onze tegenwoordige omstandigheden in een hoogere mate als zijn nietbestaan met de liefde in strijd is.

De bevestiging van den Eigendom voor onze toekosmt betekent bij Tucker, dat hij den Eigendom als zoodanig, hoewel niet elke bizondere soort van den Eigendom, absoluut en daarmede ook voor onze toekomst goedkeurt, omdat de Eigendom als zoodanig nooit en nergens met het geluk van het individu in strijd is.

Bij Bakounine en Kropotkine eindelijk beteekent de bevestiging van den Eigendom voor onze toekosmt, dat zij vooruit zien, dat de vooruitgang der ontwikkeling in toekomst den Eigendom als zoodanig, hoewel niet onder zijn tegenwoordigen vorm, zal laten bestaan; en wel meent Bakounine hiermede den vooruitgang der menscheid van een minder volkomen tot een zoo volkomen mogelijk bestaan, Kropotkine haren vooruitgang van een minder gelukkig tot een zoo gelukkig mogelijk bestaan.

2 De indoministische leerstellingen verschillen weder volgens hetgeen zij in tegenstelling met den Eigendom voor onze toekomst bevestigen – en wel in dezelfde verschillende beteekenis, waarin zij den Eigendom voor onze toekomst ontkennen. Volgens Proudhon moet in de plaats van den Eigendom een goederenverdeeling komen, die in vrijwillige rechtsbetrekking is gegeven en op de rechtsnorma berust, dat overeenkomsten moeten worden nagekomen.

Volgens Godwin, Stirner en Tolstoi moet in de plaats van den Eigendom een goederenverdeeling zonder eenige rechtsbetrekking  komen, die veeleer op dezelfde wet berust, die door hen in tegenstelling tot het recht wordt bevestigd.

Volgens Godwin moet de in plaats van den Eigendom komende goederenverdeeling op voorschriften berusten, die een elk het geluk der gemeenschap deelachtig doet worden.

Volgens Stirner moet zij op de voorschriften berusten, die een elk zijn eigen geluk deelachtig doet worden.

Volgens Tolstoi moet zij op de voorschriften berusten, die een elk de liefde deelachtig doet worden.

3 De doministische leerstellingen verschillen weer volgens den bizonderen vorm van den Eigendom, dien zij voor onze toekomst bevestigen. Volgens Tucker moet ook in de toekomst met betrekking tot alle zaken zonder onderscheid, zoowel persoonlijk Eigendom als gemeenschappelijk Eigendom bestaan. Deze leerstelling kan men  ‘individualistisch’ noemen. Volgens Bakounine moet in de toekomst slechts met betrekking tot de konsumptiemiddelen, dat wil zeggen aan zaken, die tot verbruik dienen, zonder onderscheid persoonlijk en gemeenschappelijk Eigendom bestaan, daarentegen aan de produktiemiddelen, dat wil zeggen aan de zaken die te goederen-voortbrenging dienen, alleen gemeenschappelijk Eigendom. Deze leer kan men als  ‘kollektivistisch’ * aanduiden.  

{* Vertaalster: Dr. Eltzbacher begaat hier m.i. ten opzichte van Bakounine en zijn theorie een dwaling. Wanneer men het karakter van het kollektivisme zou willen opvatten in den modernen zin, hier door den schrijver geformuleerd, dan zou Bakounine veeleer kommunist, dan kollektivist behooren te heeten. Bakounine was b.v. een krachtig voorstander van opvoeding der kinderen op kosten der gemeenschap. Toch zijn de gemeenschappelijke inrichtingen van opvoeding niet onder  “grond en arbeidswerktuigen of ander kapitaal” te brengen. Zoo ook was Bakounine een vurig voorstander van  “afschaffing van erfrecht”. [Zie zijn rapport daaromtrent, ingezonden aan het kongres van Basel, 1869]. Hij verwachtte hiervan de voorbereiding der nieuwe maatschappelijke orde. Dat de goederen, die bij den dood der toenmaals levende menschen der gemeenschap zouden toevallen, misschien ook gedeeltelijk konden bestaan uit woonhuizen, tuinen, bibliotheken, schilderijenverzamelingen en verdere ‘konsumptiemiddelen’,  heeft hem nooit verontrust. Maar Bakounine uit zich ook soms categoriek in den zin, dien ik hier opmerk. Zie b.v. zijn brieven over  “Patriotisme” [derde brief]: “De menschen, vleeschetende dieren bij uitnemendheid, zijn hun geschiedenis begonnen met menscheneterij. – Tegenwoordig streven zij naar de algemene associatie, naar kollektieve produktie en kollektieve genieting”. [Michel Bakounine,  Oeuvres, Paris 1895, p.129]. Dr. Eltzbacher heeft, meen ik, op Bakounine’s rekening een theoretische kwestie opgeworpen, die ten zijnen opzichte niet kan en mag gesteld worden, en die destijds de revolutionaire geesten in het minst niet bezighield-.}

Volgens Kropotkine zal in de toekomst aan alle zaken zonder onderscheid alleen gemeenschappelijk Eigendom bestaan. Deze doktrine kan men  ‘kommunistisch’ noemen.

II De zeven ontwikkelde als anarchistische erkende leerstellingen zijn, met het oog op hetgeen zij in hun betrekking tot den Eigendom met elkander gemeen hebben, gelijk te schatten aan het geheel der als anarchistisch bekende leerstellingen. Zij hebben in hun betrekking tot den Eigendom niets gemeenschappelijks. Het geheel der als anarchistisch erkende leerstellingen kan alzoo in zijn betrekking tot den Eigendom te minder iets gemeenschappelijks bezitten.

De ontwikkelde leerstellingen kunnen voorts met het oog op de bizonderheden, die zij in hun betrekking tot den Eigendom vertoonen, worden gelijk geschat aan het geheel der anarchistische leerstellingen in het algemeen. De onder hen op te merken bizonderheden laten zich namelijk tot een systeem vormen, waarin niet meer voor gelijkgeschatte, maar slechts nog voor ondergeschikte bizonderheden plaats is. Geen anarchistische doktrine kan daarom eenige bizonderheid bezitten, die niet onder deze bizonderheden te rangschikken is.

Wat voor de zeven otnwikkelde leerstellingen geldt, geldt dan voor  ‘de anarchistische leerstellingen in het algemeen’. Zij hebben in hun betrekking tot den Eigendom niets gemeenschappelijks en zijn naar de verscheidenheid dezer betrekking op de volgende wijze te verdeelen:

INDOMINISTISCHE                              DOMINISTISCHE LEERSTELLINGEN.

 LEERSTELLINGEN.          Individualistische   Kollektivistische   Kommunistische

Godwin                                  Tucker                    Bakounine             Kropotkine

Proudhon

Stirner

Tolstoi

    VI. Verwezenlijking.

1 Met het oog op de wijze, waarop zij zich hunne verwezenlijking, dat wil zeggen den overgang van den ontkenden tot den bevestigden toestand, voorstellen, bestaat er tusschen  ‘de zeven ontwikkelde leerstellingen’ niets gemeenschappelijks.

Gedeeltelijk stellen zij zich de verwezenlijking voor zonder rechtsbreuk, zij stellen zich dus een overgang van den ontkenden tot den bevestigden toestand voor alleen door aanwending der rechtsnormen van den ontkenden toestand; deze leerstellingen kan met  ‘reformatorisch’  noemen. Reformatorisch zijn de doktrines van Godwin en Proudhon. Gedeeltleijk stellen zij zich de verwezenlijking voor als rechtsbreuk, zij stellen zich alzoo een overgang van den ontkenden tot de bevestigden toestand voor als een schending der rechtsnormen van den ontkenden toestand; deze doktrines kan men  ‘revolutionair’  noemen.  Revolutionair zijn de leerstellingen van Stirner, Bakounine, Kropotkine, Tucker en Tolstoi.

Nauwkeuriger dan het hier is geschied, is niet te bepalen wat eenerzijds de reformatorische, anderzijds de revolutionaire leerstellingen gemeenschappelijks hebben en wat aan de eenen tegenover de anderen eigen is. Want dat zij zich den overgang van een ontkenden tot een bevestigden toestand op de een of andere wijze voorstellen, beteekent in de verschillende doktrines iets geheel verschillends.

Wanneer Godwin, Proudhon, Stirner, Tucker en Tolstoi zich den overgang van een ontkenden tot een bevestigden toestand op eenige wijze voorstellen, dan beteekent dit, dat zij eischen, dat men den overgang van een verworpen tot een goedgekeurden toestand op zekere wijze allereerst heeft voor te bereiden en daarna te bewerken.

Stellen zich daarentegen Bakounine en Kropotkine den overgang voor van een ontkenden tot een bevestigden toestand, dat beteekent dit, dat zij vooruit zien, dat in den voortgang der ontwikkeling zich de overgang van een verdwijnenden tot een nieuwen toestand vanzelf op bepaalde wijze voltrekt, en dat zij slechts eischen, dat men den overgang op bepaalde wijze voorbereidt.

2 De revolutionaire leerstellingen verschillen weer volgens den aard, waarop zij zich den rechtsbreuk voorstellen, die bij den overgang van den ontkenden tot den bevestigden toestand medewerkt.  Eenigen van hen stellen zich den rechtsbreuk zonder aanwending van geweld voor: deze leerstellingen kan men  ‘renitent’  noemen.  Renitent zijn de leerstellingen van Tucker en Tolstoi; en wel stelt Tucker zich den rechtsbreuk vooral als belastingweigering, en weigering der betaling van huur en pacht voor en als aantasting van het bankmonopolie; Tolstoi vooral door weigering vna politie-, krijgs- en jurydiensten, zoowel als van belastingbetaling. De anderen revolutionaire doktrines stellen zich den rechtsbreuk, die medewerkt bij den overgang van den ontkenden tot den bevestigden toestand voor, onder gebruik van geweld: deze leerstellingen kan men  ‘insurgent’  noemen.  Insurgent zijn de leerstellingen van Stirner, Bakounine en Kropotkine;  en wel stellen zich Stirner en Bakounine den overgang slechts voor onder aanwending van geweld, Kropotkine echter ook diens voorbereiding (propaganda met de daad).

II De zeven ontwikkelde als anarchistisch erkende doktrines zijn, met het oog daarop, wat zij in de wijze van verwezenlijking met elkander gemeen hebben, aan het geheel der erkend anarchistische leerstellingen gelijk te schatten. Zij hebben in de wijze van verwezenlijking niets gemeenschappelijks.

Te minder kan dan het geheel der als anarchistisch erkende leerstellingen hierin iets gemeenschappelijks bezitten.

De ontwikkelde leerstellingen kunnen voorts, met het oog op de bizonderheden, die zij in de wijze van de voorgestelde verwezenlijking vertoonen, aan het geheel der anarchistische leerstellinge in het algemeen worden gelijk geschat. De onder hen op te mreken bizonderheden laten zich namelijk tot een systeem vormen, waarin niet meer voor gelijkgeschatte, maar nog slechts voor ondergeschikte bizonderheden ruimte is. Geen anarchistische leer kan daarom eenige bizonderheid vertoonen, die niet onder deze bizonderheden is te rangschikken.

Wat voor de ontwikkelde leerstellingen geldt, geldt dan voor  ‘de anarchistische leerstellingen in het algemeen’.  Zij hebben in de voorgestelde wijze van verwezenlijking niets gemeen met elkander en zijn volgens de verscheidenheid hiervan op de volgende wijze te verdeelen:

REFORMATORISCHE               REVOLUTIONAIRE LEERSTELLINGEN.

 LEERSTELLINGEN.                    Renitente.                    Insurgente.

Godwin                                            Tucker                         Stirner

Proudhon                                          Tolstoi                        Bakounine

                                                                                              Kropotkine

 

             

                

HET ANARCHISME EN ZIJN SOORTEN.

I  DWALINGEN OVER HET ANARHCISME EN ZIJN SOORTEN

Na het voorafgaande is het mogelijk, enkele van de talrijke dwalingen omtrent het anarchisme en zijn soorten op te heffen.

1 Men zegt, dat het anarhcisme de moraal afgeschaft heeft, dat het zich grondvest op het wetenschappelijke materialisme, dat zijn ideaal der maatschappij door zijn eigenaardige opvatting van geschiedkundige feiten wordt vastgesteld.  -  Indien dit zoo ware, dan zouden de leerstellingen van Godwin, Proudhon, Stirner, Tucker, Tolstoi en zeer vele andere als anarchistisch erkende doktrines niet als anarchistisch mogen worden beschouwd.

2 Men beweert, dat het anarchisme het geluk van het individu als einddoel beschouwt, dat het elke menschelijke handeling schat vanaf het abstrakt standpunt der onbegrensde rechten van het individu, dat niet het algemeene welzijn, maar de vrije wil van elk individu voor het anarchisme de hoogste wet is. – Ware dit werkelijk het geval, dan zou men de leerstellingen van Godwin, Proudhon, Bakounine, Kropotkine, Tolstoi en van een menigte andere erkende anarchistische doktrines niet anarchistisch kunnen noemen.

  

3 Men beschouwd wel als hoogste wet van het anarchisme de zedewet der gerechtigheid.  – Ware deze bewering waar, dan zouden de leerstellingen van Godwin, Stirner, Bakounine, Kropotkine, Tucker, Tolstoi en talrijke andere erkend anarchistische doktrines niet als anarchistisch kunnen worden beschouwd.

4 Men zegt, dat het anarchisme uitloopt in de negatie van elk program, dat het slechts een negatief doel heeft. – Ware dit zoo, dan zoude men de leerstellingen van Godwin, Proudhon, Stirner, Bakounine, Kropotkine, Tucker, Tolstoi en bijna alle andere erkend anarchistische doktrines niet als anarchistisch kunnen beschouwen.

5 Men beweert, dat het anarchisme het recht en den rechtsdwang verwerpt. – Ware dit zoo, dan zouden de leerstellingen van Proudhon, Bakounine, Kropotkine, Tucker en zeer veel andere erkend anarchistische doktrines niet als anarchistisch in aanmerking komen.

6. Men verklaart, dat het anarchisme de maatschappij verwerpt, dat zijn ideaal hierin bestaat, met de maatschappij tabula rasa te maken, dat voor het anarchisme slechts de samenleving bestaat, om haar te bestrijden. – Ware dit zo, dan zou men de leerstellingen van Godwin, Proudhon, Stirner, Bakounine, Kropotkine, Tucker, Tolstoi en bijna alle andere erkend anarchistische doktrines niet anarchistisch mogen noemen.

7. Men zegt, dat het anarchisme de afschaffing van den Staat eischt, dat het den Staat wil uitroeien, dat het den Staat in geen enkelen vorm, dat het geen regeering wil.  -  Ware dit zoo, dan zouden leerstellingen van Bakounine, Kropotkine en al die andere erkend anarchistische doktrines, die de afschaffing van den Staat slechts vooruitzien, niet echter eischen, niet als anarchistisch gelden.

8 Men beweert, dat in de toekomstige maatschappij van het anarchisme een individu slechts zoolang door zijn belofte gebonden wordt als hemzelf goeddunkt.  -  Ware dit zoo, dan zou men de leerstellingen van Proudhon, Bakounine, Kropotkine, Tucker en zeer vele andere erkend anarchistische leerstellingen, niet anarchistisch kunnen noemen.

9. Men zegt, dat het anarchisme in de plaats van den Staat een federatie wil, dat het er naar streeft, alle openbare zaken door vrije verdragen onder federalistisch ingerichte gemeenten en maatschappijen te laten beschikken.  – Ware dit werkelijk zoo, dan zouden de leerstellingen van Godwin, Stirner, Tolstoi en zeer vele andere erkend anarchistische doktrines niet als anarchistisch kunnen worden beschouwd, evenmin als de leerstellingen van Bakounine, Kropotkine en de andere erkend anarchistische doktrines, die geen gemeenschap op verdragen berusten, eischen, maar dit slecht vooruitzien.

10 Men verklaart, dat het anarchisme den Eigendom verwerpt.  -  Ware dit het geval, dan zou met de leerstellingen van Bakounine, Kropotkine, Tucker en alle andere erkend anarchistische doktrines, die den Eigendom òf onbeperkt, òf ten minste onder eenigen bizonderen vorm erkennen, niet voor anarchistisch moeten houden.

11 Men beweert, dat het anarchisme den Privaat-eigendom verwerpt, naar goederen-gemeenschap streeft en noodzakelijkerwijze kommunistisch is.  -  Ware het anarchisme noodzakelijkerwijze kommunistisch, dan zouden in de eerste plaats de leerstellingen van Godwin, Proudhon, Stirner, Tolstoi en al die andere erkend anarchistische doktrines, die den Eigendom onder elken vorm, ook den gemeenschappelijken Eigendom ontkennen, niet als anarchistisch gelden, voorts echter ook niet de leerstellingen van Tucker, Bakounine en andere erkend anarchistische doktrines, die den privaat-eigendom aan alle zaken of ten minste aan konsumptiemiddelen erkennen. Betreft het echter een verwerpen ervan of streven ernaar, dan zouden niet eenmaal de leerstellingen van Kropotkine en de verdere erkend anarchistische doktrines, die geen kommunistischen vorm van den Eigendom eischen, maar dezen slechts vooruitzien, als anarchistisch mogen worden beschouwd.

12 Men onderscheidt kommunistisch, kollektivistisch en individualistisch anarchisme, of ook eenvoudig kommunistisch en individualistisch anarchisme.  -  Ware de eerste indeeling korrekt, dan zouden de leerstellingen van Godwin, Proudhon, Stirner, Tolstoi en al die andere erkend anarchistische doktrines, die den Eigendom in geen enkelen vorm erkennen, niet als anarchistisch gelden; ware de tweede indeeling korrekt, dan zouden buitendien ook niet de leerstellingen van Bakounine en andere erkend anarchistische doktrines die den Eigendom aan de produktiemiddelen slechts voor de gemeenschap, aan de konsumptiemiddelen echter ook voor het individu erkennen, kunnen beschouwd worden als anarchistisch.

13 Men zegt, dat het anarchisme de misdaad preekt, dat het den nieuwen toestand door een gewelddadige revolutie verwacht, dat het zijn doel door alle middelen, ook door diefstal  en moord, tracht te bereiken.  -  Indien het anarchisme zijn verwezenlijking door misdaad verwachtte, dan zouden de leerstellingen van Godwin, Proudhon en zoovele andere erkend anarchistische doktrines niet anarchistisch genoemd kunnen worden; stelt het anarchisme zich zijn verwezenlijking door misdadige gewelddadigheden voor, dan zouden ook de doktrines van Tucker en Tolstoi en talrijke andere, erkend anarchistische leerstellingen niet als anarchistisch kunnen worden beschouwd.

19 Men beweert, dat het anarchisme de propagande door de daad als middel tot zijn verwezenlijking beschouwt.  -  Ware dit zoo, dan zouden de leerstellingen van Godwin, Proudhon, Stirner, Bakounine, Tucker, Tolstoi en de meeste andere, erkend anarchistische doktrines niet als anarchistisch gelden.

II DE BEGRIPPEN VAN HET ANARCHISME EN ZIJN SOORTEN.

Het is nu verder mogelijk, de gemeenschapelijke en bizondere eigenschappen der anarchistische leerstellinge vast te stellen, ze in het geheel onzer ondervindingen te rangschikken en op deze wijze het anarchisme en zijn soorten te definiëeren.

I ‘De gemeenschappelijke en bizondere eigenschappen der anarchistische leerstellingen’.

1 De anarchistische leerstellingen hebben dit gemeenschappelijk, dat zij den Staat voor de toekomst ontkennen. Deze ontkenning betekent bij Godwin, Proudhon, Stirner en Tucker, dat zij den Staat absoluut, bij gevolg ook voor de toekomst verwerpen; zij beteekent bij Tolstoi, dat hij den Staat wel niet absoluut, echter zeker voor de toekomst verwerpt; bij Bakounine en Kropotkine beteekent zij, dat zij vooruitzien, dat de voortgang der ontwikkeling den Staat in de toekomst opruimt.

 2 De anarchistische leerstellingen worden ‘volgens hun grondslag verdeeld in genetische’, die als hoogste wet van menschelijke gedragingen alleen een natuurwet erkennen (Bakounine, Kropotkine)  en in  ‘kritische’,  die als hoogste wet van menschelijke gedragingen een norma aannemen. De kritische leerstellingen worden weer verdeeld in  ‘idealistische’,  welker hoogste wet een plicht (Porudhon, Tolstoi), en in  ‘eudemonische’  doktrines, welker hoogste wet het geluk uitmaakt. De eudemonistische lerstellingen eindelijk worden nog eens verdeeld in  ‘altruistische’,  voor welke het geluk der gemeenschap (Godwin) en  ‘egoistische’, voor welke het geluk van het individu hoogste wet is (Stirner, Tucker). Volgens hetgeen zij  ‘in tegenstelling tot den Staat voor onze toekomst erkennen’, zijn de anarchistische leerstellingen `qf  ‘federalistisch’,  dat wil zeggen, zij bevestigen voor onze toekomst een sociaal samenleven der menschen op den grondslag van de rechtsnorm, dat overeenkomsten nagekomen moeten worden (Proudhon, Bakounine, Korpotkine, Tucker), of zij zijn  ‘spontanistisch’, dat wil zeggen, dat zij voor onze toekomst een sociaal samenleven der menschen op den grondslag van een onbeschreven wet erkennen (Godwin, Stirner, Tolstoi).

‘Volgens haar betrekking tot het Recht’ zijn de anarchistische leerstellingen gedeeltelijk  ‘anomistisch’, deze doktrines ontkennen het Recht voor onze toekomst (Godwin, Stirner, Tolstoi), gedeeltelijk  ‘nomistisch’,  deze doktrines erkennen het voor onze toekomst (Proudhon, Bakounine, Kropotkine, Tucker).

‘Volgens haar betrekking tot den Eigendom’ zijn de anarchistische leerstellingen gedeeltelijk  ‘indoministisch’,  ontkennen dan voor onze toekomst den Eigendom (Godwin, Proudhon, Stirner, Tolstoi), gedeeltelijk zijn zij  ‘doministisch’,  bevestigen hem dan voor onze toekomst. De doministische leerstellingen zijn weder gedeeltelijk  ‘individualistisch’,  doordat zij den Eigendom onbeperkt voor het individu, zoowel als voor de gemeenschap erkennen (Tucker), gedeeltelijk  ‘kollektivistisch’,  doordat zij den Eigendom aan de konsumptiemiddelen ook voor het individu, aan de produktiemiddelen daarentegen slechts voor gemeenschap erkennen (Bakounine), gedeeltelijk eindelijk  ‘kommunistisch’,  doordat zij den Eigendom alléén voor de gemeenschap erkennen (Kropotkine).

‘Volgens hetgeen zij zich als hare verwezenlijking voorstellen’, kan men de anarchistische leerstellingen verdeelen in  ‘reformatorische’,  die zich den overgang van den ontkenden tot den erkenden toestand zonder rechtsbreuk denken, (Godwin, Proudhon), en  ‘revolutionaire’,  die zich dezen overgang als rechtsbreuk denken. De revolutionair leerstellingen laten zich weer verdeelen in  ‘renitente’,  deze denken zich de rechtsbreuk zonder gebruikmaking van geweld (Tcuker, Tolstoi) en  ‘insurgente’,  deze denken zich de rechtsbreuk onder gebruikmaking van geweld  (Stirner, Bakounine, Kropotkine).

II ‘De plaats der anarchistische leerstellingen in het geheel onzer ondervindingen’.

1 Men moet  ‘drie richtingen der rechtsphilosophie’, dat wil zeggen, drie soorten om het recht te beoordeelen,  onderscheiden.

De eerste is het  ‘rechtsphilosophische dogmatisme’.  Dit oordeelt, of een rechtsinstelling bestaan zal of niet en wel geheel absoluut, alléén volgens haren inhoud en zonder acht te slaan op hare uitwerking onder deze of gene omstandigheden. Het omvat dus de leerstellingen van een werkelijk recht, d.w.z. de leerstellingen die trachten te bepalen, welk recht, b.v. de rechtsinstelling van den echt, onder alle omstandigheden is te billijken of te verwerpen. Zijn meest bekende vorm is het natuurrecht.

De zwakke zijde van het rechtsphilosophische dogmatisme ligt in de verwaarloozing van het feit, dat onze beoordeling van rechtsinstellingen van de uitwerkingen moet afhangen, dat echter een en dezelfde rechtsinstelling onder verschillende omstandigheden geheel verschillende uitwerkingen vertoont.

De tweede richting is het ‘rechtsphilosophische scepticisme’.

Met het oog op de zwakke zijde van het rechtsphilosophisch dogmatisme spreekt het geen oordeel uit of een rechtsinstelling zal bestaan of niet, maar geeft alleen zijn oordeel, of de richting der ontwikkeling laat vooruitzien, dat een rechtsinstelling zal blijven bestaan  of verdwijnen, zal optreden of uitblijven.

Het omvat dus de leerstellingen van de ontwikkeling van het Recht, dat wil zeggen de doktrines, die erover handelen welk Recht in toekomst is te verwachten, of b.v. de rechtsinstelling van den echt het vooruitzicht toont, onder ons te blijven voortbestaan. De meest bekende vormen ervan zijn de rechtshistorische school en het Maxisme.

De zwakke zijde van het rechtsphilosophisch scepticisme bestaat in de niet-bevrediging der behoefte naar een wetenschappelijken grondslag, die ons veroorlooft, de voortdurend opkomende beoordelingen over rechtsinstellingen als goed of valsch te erkennen en de menigvuldige voorstellen tot rechtsveranderingen goed te keuren of te verwerpen.

De derde richting is het ‘rechtsphilosophische kriticisme’.

Met het oog op de zwakke zijde van het rechtphilosophisch dogmatisme geeft het geen oordeel erover, hoe een rechtsinstelling zal wezen of niet wezen, zonder acht te slaan op de bizondere omstandigheden onder welke zij werkt; maar met het oog op de zwakke zijde van het rechtsphilosophisch scepticisme geeft het toch antwoord op de vraag, of een rechtsinstelling bestaan zal of niet. Het stelt daarom een hoogste wet, waarnaar de rechtsinstellingen met betrekking tot de bizondere omstandigheden, waaronder zij werken, zijn te beoordeelen, omdat het er namelijk op  aankomt, of een rechtsinstelling onder de bizondere omstandigheden, waaronder zij werkt, aan die hoogste wet, zoo goed als het onder deze omstandigheden mogelijk is, of ten minste beter dan een andere rechtsinstelling beantwoordt. Het omvat de leerstellingen van de juistheid van het recht, dat wil zeggen de doktrines, die princiepes opstellen, volgens welke te bepalen is, welk recht, of b.v. de rechtsinstelling van den echt, onder welke bizondere omstandigheden ook, zal bestaan of niet zal bestaan.

2 ‘Met betrekking tot den Staat’  kunnen deze drie richtingen der rechtsphilosophie, elk vanaf haar standpunt, tot een verschillend oordeel geraken.

Ten eerste tot de ‘bevestiging van den Staat’.

In zooverre de leerstellingen van het rechtsphilosophisch dogmatisme den Staat bevestigen, keuren ze hem, zonder acht te slaan op zijn werktuigen onder deze of gene bizondere omstandigheden, absoluut en derhalve ook voor onze toekomst, goed.

Onder de talrijke bevestigende Staatsinstellingen in den geest van het rechtsphilosophisch dogmatisme kan men, uit de verschillende historisch perioden, bij voorbeeld de doktrines van  Hobbes, Hegel en Jhering  noemen.

In zooverre de leerstellingen van het rechtsphilosophisch scepticisme den Staat erkennen, zien zij met het oog op de richting der ontwikkeligen vooruit, dat hij in zone toekomst zal bestaan.

De belangrijkste vertegenwoordigers van het rechtsphilosophisch scepticisme, zooals bij voorbeeld  ‘Puchta’  en  ‘Merkel’,  hebben geen staatsleerstellingen gegeven; bevestigende staatsleerstellingen in den geest van het rechtsphilosophisch scepticisme treffen wij aan bij voorbeeld bij  ‘Montaigne’   en  ‘ Bernstein’. 

In zoverre eindelijk de doktrines van het rechtsphilosophisch kriticisme den Staat bevestigen, billijken zij hem voor onze toekomst, met het oog op de tegenwoordig bij ons bestaande bizondere omstandigheden.

Het rechtsphilosophisch kriticisme is tot nu toe op de helderste wijze door   ‘Stammler’   opgesteld, die echter geen doktrines omtrent den Staat heeft gegeven; echter kan bij voorbeeld de leer van   ‘Spencer’   als een bevestigende staatsleerstelling in den geest van het rechtsphilosophisch kriticisme gelden.

Ten tweede kunnen de drie richtingen der rechtsphilosophie, elk vanaf haar standpunt, tot  ‘ontkenning van den Staat’  leiden.

In zooverre de doktrines van het  rechtsphilosophisch dogmatisme den Staat ontkennen, verwerpen zij hem, zonder acht te slaan op zijn werktuigen onder deze of gene bizondere omstandigheden, absoluut en bij gevolg ook voor onze toekomst.

Ontkennende staatsleerstellingen in den geest van het rechtsphilosophisch dogmatisme zijn de doktrines van  Godwin, Proudhon, Stirner en Tucker.

In zooverre de doktrines van het rechtphilosophisch scepticisme den Staat ontkennen, zien zij met het oog op de richting der ontwikkeling vooruit, dat hij in onze toekomst zal verdwijnen.

Ontkennende staatsleerstellingen in den geest van het rechtsphilosophisch scepticisme zijn de doktrines van  Bakounine en Kropotkine.

In zooverre de leerstellingen van het rechtsphilosophisch kriticisme den Staat ontkennen, verwerpen zij hem voor onze toekomst, met het oog op de tegenwoordig bij ons bestaande bizondere omstandigheden.

Een ontkennende staatsleer in den geest van het rechtsphilosophisch kriticisme is de leer van Tolstoi.

3 De plaats der anarchistische leerstellingen in het geheel onzer ondervindingen is dus daardoor bepaald, dat zij als een soort der rechtsphilosophische staatsleerstellingen, namelijk als ontkennende staatsleerstellingen, tegenover de andere soort der rechtsphilosophische staatsleerstellingen; de bevestigende staatsleerstellingen staan.

Dit laat zich op de volgende wijze ontwikkelen:

                                                          BEVESTIGENDE                    ONTKENNENDE

                                                 STAATSLEERSTELLINGEN.     STAATSLEERSTELLINGEN.

 

                                                        Hobbes.                                       Godwin.

 

In den geest                                     Hegel.                                          Proudhon.

van het rechtphilosophisch

dogmatisme:                                    Yhering.                                      Stirner.

                                                                                                             Tucker.

In den geest                                       Montaigne.                                  Bakounine.

van het rechtsphilosophisch

secpticisme:                                       Bernstein.                                    Kropotkine.

In den geest                                        Spencer.                                      Tolstoi.

van het rechtphilosophisch

kriticisme:          

III   De definities van het anarchisme en zijn soorten.

1 Het anarchisme is de rechtsphilosophische ontkenning van den Staat, dat wil zeggen, die soort der rechtsphilosophische staatsleerstellingen, die den Staat ontkent.

2 Een anarchistische leer kan niet volkomen zijn, zonder aan te geven, op welke gronslagen zij berust, welken toestand zij in tegenstelling tot den Staat erkent en hoe zij zich den overgang tot dezen toestand voorstelt. Een grondslag, een bevestigende zijde en een voorstelling van den overgang tot hetgeen zij bevestigt, zijn noodzakelijke deelen van elke anarchistische leerstelling. Met betrekking tot deze gedeelten kan met de volgende  ‘soorten van anarchisme’ onderscheiden.

Ten eerste volgens  ‘den grondslag’:  het  ‘genetisch anarchisme’  dat als hoogste wet van menschelijke gedragingen slechts een natuurwet erkent (Bakounine, Kropotkine), en het  ‘kritisch anarchisme’,  dat als hoogste wet van menschelijke gedragingen een norma erkent; als ondergeschikte soorten van het kritisch anarchisme vinden wij ‘t  ‘idealistisch anarchisme’, welks hoogste wet een plicht is (Proudhon, Tolstoi),  en het  ‘eudemonistisch anarchisme’,  welks hoogste wet het geluk is; eindelijk als ondergeschikte soorten van het eudemonistisch anarchisme het  ‘altruistisch anarchisme’,  voor hetwelk het geluk van de gemeenschap  (Godwin)  en het  ‘egoistisch anarchisme’,  voor hetwelk het geluk van het individu hoogste wet is (Stirner, Tucker).

Ten tweede, volgens den  ‘in tegenstelling tot den Staat erkenden toestand’, kan men onderscheiden: het  ‘federalistisch anarchisme’,  dat voor onze toekomst een sociaal samenleven der menschen volgens de rechtsnorma, dat overeenkomsten moeten worden nagekomen, erkent (Proudhon, Bakounine, Kropotkine, Tucker), en het  ‘spontanistisch anarchisme’, dat voor de toekomst een sociaal samenleven volgens een ongeschreven wet erkent (Godwin, Stirner, Tolstoi).

Ten derde,  ‘volgens de voorstelling van den overgang tot den erkenden toestand’  kan men onderscheiden:  het  ‘reformatorisch anarhcisme’, dat zich den overgang van den Staat tot den in tegenstelling met het erkenden toestand zonder rechtsbreuk voorstelt (Godwin, Proudhon), en het  ‘revolutionair anarchisme’,  dat zich den overgang als rechtsbreuk voorstelt; als ondergeschikte soorten van het revolutionaire anarchisme het  ‘renitente anarchisme’,  dat zich de rechtsbreuk zonder geweldplegingen voorstelt  (Tucker, Tolstoi)  en het  ‘insurgente anarchisme’, dat die voorstelt door geweldpleging (Stirner, Bakounine, Kropotkine).

3 Een anarchistische leer kan volkomen zijn, zonder tot het Recht of den Eigendom in betrekking te treden. Wanneer een anarchistische leerstelling in betrekking treedt tot het een of het andere dezer beiden, dan bevat zij een toevallige aanvulling. Men kan de anarchistische leerstellingen, die deze aanvulling bezitten, volgens haar hoedanigheid verdeelen; daar echter het anarchisme als zoodanig slechts volgens de hoedanigheden der noodzakelijke deelen van elke anarchistische leer kan worden verdeeld, geeft zulk een verdeeling  ‘geen soorten van het anarchisme’.

In zooverre de anarchistische leerstelling  ‘in betreking tot het Recht treden, zijn ze òf  ‘anomistisch’,  dat wil zeggen, zij ontkennen het Recht voor de toekomst  (Godwin, Stirner, Tolstoi), òf  ‘nomistisch’, dat wil zeggen, zij bevestigen het Recht voor de toekomst  (Proudhon, Bakounine, Kropotkine, Tucker).

In zooverre zij  ‘in betrekking tot den Eigendom’  treden, zijn zij òf  ‘indoministisch’,  ontkennen dus voor de toekomst den Eigendom  (Godwin, Proudhon, Stirner, Tolstoi),  òf  ‘doministische leerstellingen zijn weer òf  ‘individualistisch’, doordat zij den Eigendom onbeperkt voor het individu, zoowel als voor de gemeenschap erkennen (Tucker), òf  ‘kollektivistisch’, doordat zij een Eigendom aan de konsumptiemiddelen ook voor het individu, aan de produktiemiddelen daarentegen slechts voor de gemeenschap erkennen (Bakounine), òf eindelijk  ‘kommunistisch’,  doordat zij den Eigendom alleen voor de gemeenschap erkennen (Kroptkine).

Al dit brengt de tabel in aanschouwelijke voorstelling.

SLOT

1 De innerlijke behoefte, die tot de wetenschappelijke kennis van het anarchisme drong, is eenigszins bevredigd. De begrippen van het anarchisme en zijn soorten zijn vastgesteld; de belangrijkste dwalingen zijn verwijderd; de uitstekendste anarchistische leerstellingen van ouderen en nieuweren tijd zijn in bizonderheden ontwikkeld. Wij hebben het arsenaal van het anarchisme leeren kennen. Wij hebben gezien al hetgeen men van alle mogelijke standpunten uit tegen den Staat kan inbrengen. Men heeft ons de verschillende levensverhoudingen getoond, die in de toekomst in de plaats van den Staat zullen treden. De overgang van den Staat tot deze levensverhouding is ons op de verschillende wijzen aangetoond. Wie het anarchisme nog nader wenscht te leeren kennen, wie buiten de uitstekende leerstellingen ook de minder bekende wenscht na te vorschen en deze als gene in den oorspronkelijken samenhang der geschiedkundige geberutenissen wenscht te rangschikken, voor diens werk is ten minste de grondslag gelegd. Hij weet, met welke leerstellingen en welke gedeelten dezer leerstellingen hij zich heeft bezig te houden en welke vragen hij aan elk harer heeft te richten. Bij dit onderzoek is menige verrassing te verwachten; de leer van den onbekenden  ‘Pisacane’  zal door haar zelfstandigheid verbazing wekken en die van den vaak genoemden  ‘Most’  zal slechts een grove nabootsing van de leer van  ‘Kropotkine’ blijken te zijn. Maar in het geheel genomen zal dit onderzoek haast niet de moeite waard zijn; wat het anarchisme bizonders heeft te zeggen, dat is zoo ongeveer in de ontwikkelde leerstellingen weergegeven. 

2 Ook de uiterlijke behoefte, terwille waarvan het anarchisme wetenschappelijk moest worden vastgesteld, kan nu worden bevredigd. Eén zaak echter zijn wij tegenover het anarchisme verplicht, namelijk zijn leerstellingen moedig, kalm en onbevangen te onderzoeken. Hierin echter kunnen wij slechts slagen, indien wij niet langer doelloos in den nacht van het rechtsphilosophisch scepticisme ronddwalen of dien met den lantaren van het dogmatisme trachten te verlichten, maar veelmeer onzen blik vast op de leidster van het kriticisme houden gevestigd.  Of het buitendien noodzakelijk zal zijn, het anarchisme, of in elk geval het een of ander zijner soorten, met bizondere machtsmiddelen tegemoet te treden, of in het bizonder de ter verwezenlijking van anarchistische leerstellingen begane misdaden een zwaarder misdrijf zijn dan eenige politieke of zelfs gemeene misdaad, - daarover hebben de wetgevers van elk land met het oog op de voor hen gegeven bizondere omstandigheden te beslissen.