Dr.Godfried-Willem RAES

Kursus Experimentele Muziek: Boekdeel 9: Literatuur, polemiek en aktualiteit

Hogeschool Gent : Departement Muziek & Drama


<Terug naar inhoudstafel kursus>    

9803:

Boertige Pomoglossen...

 

dit is de in LB gepubliceerde versie de oorspronkelijke langere tekst met meer aantekeningen ging verlopen in de crash van mei '95

 

In het kader van de week van de hedendaagse muziek aan het Konservatorium die in 1995 in het teken stond van het postmodernisme en ons o.m. onderdompelde in de muzak van Marian Mozetich, hield de Nederlandse komponist Ed De Boer op 23.02.95 een lezing (en dit was letterlijk op te vatten) waarin hij zich afzette tegen de diktatuur van de originaliteit in de muziek.

De lezing liet volstrekt geen ruimte voor interaktieve diskussie waardoor heel wat glossen in mijn notas terechtkwamen. In hun postmodern radikalisme konden de naar voor geschoven stellingen nochtans tot een verhelderende polemiek aanleiding geven. De door mij opgetekende stellingen van De Boer werden hier kursief afgedrukt, mijn los geformuleerde opmerkingen daarbij in gewoon schrift.

 

- Het modernisme -gelijkgesteld aan de avant-garde- is het werkelijke muzikale establishment van vandaag. Als establisment heeft het de macht en treedt het ook intollerant en repressief op. Het eist originaliteit: nieuw werk mag vooral niet gelijken op iets wat reeds bestaat, laat staan op iets wat vroeger reeds lang bestond. Al te nadrukkelijke invloeden worden in nieuw werk afgewezen. Meer nog, het is precies de eis tot originaliteit die in de twintigste eeuw het werk van veel getalenteerde komponisten geeft verknoeit: bvb. Lutoslawski.

 

Welk modernisme? Laat zich dit wel als 'stijl' definieren? Welke werkelijk originele avant-garde behoort ook maar ergens tot het establishment? Tot het establishment behoort m.i. -en dit is wellicht van alle tijden- alleen het meest verfoeilijke akademisme. Tot dit laatste behoren niet alleen onze schoolmeesters van de kompositie -meesters in de edele kunst van koraal, kontrapunt en fuga- maar evenzeer de akademici van het postserialisme, de Milton Babbitts, Pierre Boulez's, Brian Ferneyhough's... Zoals trouwens in het verleden, figuren zoals Jean Baptiste Lully, Palestrina, Hummel, Distler, Hindemith en ja, zelfs Arnold Schönberg.

 

- De kwaliteit van het muzikale kunstwerk ligt in de werking ervan op de toehoorder. Zij is ongerelateerd aan de originaliteit die in dat werk vervat ligt (vb. Verdi -Zigeunerkoor- versus Liszt's pianosonate). Evenmin is deze kwaliteit gerelateerd aan de tijd waarin, de datum waarop, het werk ontstond, noch aan de naam en de biografie van de auteur. Kwaliteit is non-kontextueel.

De werking van muziek, haar effekt bij de luisteraar, -ultiem kwaliteitskriterium- steunt op algemeen geldende regels, die nochtans in geen enkel kompositieonderwijs, laat staan in enig bestaand kompositieleerboek- terug te vinden zijn. Zo is het overduidelijk dat het effekt van een muziekstuk beter is, naarmate de 'tune', de melodie, beter in het oor ligt en naarmate deze melodie een grotere autonomie heeft ten opzichte van haar muzikale kontekst. Melodieen die ook op andere instrumenten kunnen gespeeld, a fortiori kunnen worden gezongen, hebben een sterkere pregnantie, een sterker effekt. De werkelijke regels die het effekt van het muzikale kunstwerk bepalen zijn te vinden in de chakras en de meridianen van de akkupunktuur.

 

Dit is klinkklare onzin: sedert het eind van de 19e eeuw hebben talloze denkers en later wetenschappers zich gebogen over het probleem van de menselijke expressie. Dat expressieteorien, evenmin als ernstig wetenschappelijk onderzoek inzake muzikale perceptie en receptie niet in het normale kompositieonderwijs zijn terug te vinden is volkomen juist. Dit soort kennis behoort tot de opleiding van de muzikoloog, die als wetenschapper ook in meer of mindere mate de muziekpsychologie evenals de wetenschappelijke muziekestetika en sociologie dient te beheersen. (bvb. Jan Broeckx: 'Muziek, Ratio en Affect', Susanne Langer, Nelson Goodman, Sofia Lista...)

Wat De Boer zegt met betrekking tot melodie is uiterst onwetenschappelijk en op zijn minst europeocentristisch. Is wie Liszt prefereert boven de banaliteiten van Verdi een mentaal gestoorde? Voorts is zijn vlucht in mystiek en paragnostiek m.i. een gevaarlijke vorm van irrationaliteit. Zijn uiteindelijke absolute waardekriterium blijkt uiteindelijk slechts te berusten op intuitie: de intuitie van de verlichte despoot? Van Stalin, of, van de übermensch?

 

- Alle modernistische muziek van deze eeuw zal door de geschiedenis als waardeloos worden afgewezen. Het zal een eeuw blijken te zijn geweest van excessen. Een eeuw die geen muzikale kunstwerken van het formaat van een Beethoven, een Mozart en een Tchaikowsky zal hebben voortgebracht, en dit zeker niet onder de figuren die onze handboeken muziekgeschiedenis thans bevolken.

William Walton zal als 'origineler' uit de bus komen dan Karlheinz Stockhausen.

William Waltons Eerste Simfonie is herkenbaar, die van Stockhausen (Mikrophonie) niet. De nu door muziekkritici en historici verloochende lichte muziek, zal blijken vele kunstwerken van blijvende waarde te hebben opgeleverd. (Bvb. bepaalde songs van The Beatles).

 

Hier toont De Boer zich een aanhanger van een waardenabsolutisme: er is volgens hem zoiets als een laatste oordeel waarbij in ultimo absolute waarde en kwaliteit aan het licht kan komen. Kwaliteit wordt als onvergankelijk beschouwt. De geschiedenis als rechter. Maar, ligt niet de schoonheid van een roos, precies besloten in haar vergankelijkheid? Waarom zou schoonheid niet vergankelijk mogen zijn?

Overigens toont De Boer zich hier zelfs een beetje dissident ten opzichte van het gangbare postmodernistische gedachtengoed, dat ten aanzien van waarden als het schone en het goede, over het algemeen een veel grotere graad van historisch relativisme hanteert. Dit laatste relativisme -waarin de geschiedenis zelf als artefaktisch verschijnt- vormt overigens een van de weinige pomo- stellingen die ikzelf (overigens sedert veel langer dan er van pomo sprake is) geneigd ben te onderschrijven.

 

- Kreativiteit is imitatie en de verwerking daarvan. De werkelijke originaliteit van de komponist ligt erin dat hij door imitatie van grote voorbeelden, zijn eigen voorkeur leert herkennen, niet dat hij perse een eigen taal gaat ontwikkelen.

Nieuwe muziek moet juist wel ergens op gelijken. Als het nergens op lijkt is het modernistische onzin.

 

Ik beweer: kreativiteit is uit konflikt (probleem) geboren negatie leidend tot aktie. Originaliteit leidt tot een verruiming van de expressieve mogelijkheden van de mens. Expressie is vrij en onttrekt zich in principe aan beoordeling. Expressieve uitingen kan nog mag men veroordelen laat staan censureren, wél echter kan men de mate waarin zij voor anderen -luisteraars- relevant of verrijkend zijn onderzoeken en evalueren. Niet alle expressie is immers even interessant. Dit staat overigens volkomen los van het al of niet oprechte karakter ervan.

Overigens: volstrekte originaliteit kan niet bestaan. Muziek die nergens op lijkt -los dan van de common sense betekenis vervat in de aforistische demagogie van de uitspraak- bestaat eenvoudigweg niet.

- Opdat iets kunst zou zijn, dient het verheffend te zijn. Kunst vertegenwoordigd een hogere waarde die vaak wordt gedragen door een spirituele elite. Kunst is het streven naar het eeuwig onbereikbare volmaakte, dat we alleen maar dichter en dichter kunnen proberen te benaderen.

 

Dit is neo-platonisme. Het is een principieel dualistische -zoniet religieuze- ingesteldheid, die ik als agnostikus afwijs en als atheist veroordeel. Dit punt valt overigens niet via diskursieve diskussie te beslechten. Het berust op een zuiver principiele en irreducibele paradigmatische keuze. Wanneer dit zoals hier gesteld, imperatief wordt geformuleerd, wordt het op zijn minst intollerant en autoritair... Het is nu juist een van de grote bevrijdende rezultaten van het modernisme, dat we van dit soort absolutistisch en autoritair denken verlost waren geraakt.

 

De door De Boer naar voor gebrachte stellingen werden overigens reeds zo'n kwarteeuw geleden geformuleerd door Ladislav Kupkovic. Deze was in het intollerant-modernistisch gebrandmerkte Darmstadt te gast in 1970 en plaatste er Offenbach boven Stockhausen, waarmee hij zich natuurlijk diens woede op de hals joeg. De 'intollerante avant-gardist' die ik toen reeds was, nodigde prompt Kupkovic uit voor een koncert in Gent (1971)...

 

Godfried-Willem RAES


Filedate: 950212

Terug naar inhoudstafel kursus: <Index Kursus> Naar homepage dr.Godfried-Willem RAES