Dr.Godfried-Willem RAES

Kursus Experimentele Muziek: Boekdeel 9: Literatuur en aktualiteit

Hogeschool Gent : Departement Muziek & Drama


<Terug naar inhoudstafel kursus>    

9701:

De Rode Draad: "Scratch and Around"

 

De week voor hedendaagse muziek aan het Gentse Konservatorium is dit jaar aan haar tiende uitgave toe. Hoewel ook in de programmatie van vorige uitgaven steeds erg nadrukkelijk aanwezig, heeft men er dit jaar rabiaat voor gekozen het postmodernisme in de muziek tot centraal tema te kiezen. Voor Vlaanderen is dit begrip nu eenmaal innig verbonden met de figuur van Boudewijn Buckinx. Diens vorig jaar verschenen boekje is er weliswaar in genendele in geslaagd ons konceptuele duidelijkheid te verschaffen in wat er nu precies onder postmodernisme in de muziek dient te worden verstaan (konceptuele klaarheid is voor Boudewijn een allicht te Cartesiaans begrip dat zelf reeds principieel tot een verguisd modernisme zou kunnen behoren), maar laat ons toe binnen dat vage postmodernisme twee polen te onderscheiden. Omdat ik geloof dat wanneer begrippen niet klaar zijn, zij buiten de eventuele kontekst van poezie en literatuur geen verrijking (in de zin van een toegenomen differentiatiemogelijkheid) kunnen inhouden van onze kennis noch van onze kunde, zal ik hier toch pogen deze twee polen -bij Buckinx vooral bij exempel getoond- definitorisch af te bakenen.

Een eerste pool wordt daarbij dan gevormd door die komponisten en stukken die volstrekt geen betrekking nemen op wat er in deze eeuw aan fundamentele muzikale vernieuwingen werd getoond en aangebracht. Komponisten dus, die deze vernieuwingen eerder zien als een aberatie, een vorm van 'entartete Kunst', een alienatie van de eigenlijke funktie en betekenis van de muziek als Schone Kunst, een zich afkeren van het grote publiek. Dit leidt dan tot muziek die m.i. vooral opnieuw aansluit bij hetzij het akademisme dat decennia lang de kompositieafdelingen van onze konservatoria teisterde, hetzij bij de muzikale estetika die al dan niet toevallig ook onder het Dritte Reich naar voor werd geschoven (Orff, Pfitzner, Strauss, Hindemith, Distler): aansluitend bij het volkse (het 'Volkseigentümliche'), de traditionele waarden (religie: Arvo Pärt, Sofia Gubaidulina, John Taverner, Gorecki), traditionele muzikale produktie- en reproduktievoorwaarden (operas, orkestwerken, traditionele instrumenten).

[Bij ons kunnen tentatief volgende komponisten bij deze pool worden ingedeeld: Piet Swerts, Kurt Bikkenbergs, Luc Vanhove, Rafael d'Haene, Johan Duijck, Robert Groslot, Dirk Brossé... ]

Een tweede pool wordt daartegenover gevormd door die komponisten die in eerste plaats de in de nasleep van de tweede Weense school naar voor geschoven eis tot stilistische en formele eenheid naast zich neer willen leggen en daartegenover verschillende vormen van stijlvermenging, van spontaniteit betrachten. Daarbij is originaliteit en vernieuwing dan minder een bekommernis dan de betrachting van een onzeker hedonistisch ideaal.

[Ook hier zijn bij ons enkele namen te vermelden: Boudewijn Buckinx, Frank Nuyts, Peter Vermeersch, Walter Hus, Dominique Lawalree, Wim Mertens, Guy De Bievre, Xavier Verhelst, Moniek Darge...]

Dat Buckinx' sympatie vooral -zoniet uitsluitend- uitgaat naar deze tweede pool mag zonder veel Hineininterpretierung gesteld worden.

Maar, om terug te komen op ons eigenlijke onderwerp hier -Dé Week-, Boudewijn Buckinx die in ruime mate advies verleende bij de programmasamenstelling, ziet historische voorlopers van deze tweede pool o.m. aanwezig in de figuur van John Cage, én, in de beweging die in de vroege jaren zeventig in Engeland ontstond rond komponist Cornelius Cardew. Op zijn instigatie heb ik in samenwerking met de beste studenten uit mijn kamermuziekklas aan het konservatorium, een programma uitgewerkt rond muziek uit en van het 'Scratch-orchestra'. Door mijn vriendschap in die periode met Cornelius Cardew, Gavin Bryars, Christopher Hobbs, John White, Victor Schonfield en andere betrokkenen bij deze groep, beschik ik inderdaad in het Logos-archief over een zeer ruime verzameling autentieke partituren, boeken, beschrijvingen van happenings, diskussienotas en polemieken uit die tijd, waarin overigens ook Logos zelf ontstond.

Scratch-music op het menu dus en de avant-garde kamermuziekklas op de toer van de historische uitvoeringspraktijk... of, hoe een dubbeltje rollen kan.

Aangezien moeilijk kan worden gesteld dat de scratch beweging in de diverse overzichten over de naoorlogse muziekgeschiedenis voldoende werd besproken en belicht (muziekhistorici zijn nu eenmaal eerder tweedehandse kompilatoren dan originele bronnenverwerkende wetenschapsmensen), zal enige duidingsinformatie wellicht niet overbodig zijn. Scratch werd opgericht in 1969 op initiatief van Michael Parsons, door Cornelius Cardew, Howard Skempton en eerstgenoemde. Bij de eerste bijeenkomst van de formatie -de term orkest is hier wellicht niet helemaal op zijn plaats- waren er een vijftigtal entoeziastelingen, niet alleen musici, maar ook schilders, beeldhouwers, performers, studenten, bedienden en ambtenaren... samengekomen om zich in te zetten voor experimentele uitvoeringen. Scratch-muziek vormde daarbij een facet naast andere zoals improvisatie, het spelen van komposities van de eigen leden of geestesverwanten, het spelen van populaire klassieke werken maar dan op een wijze zonder overeenkomst met de bedoeling van de komponist, noch met de verwachting van het publiek. (cfr. Portsmouth Symphonia) Merkwaardig waren -tussen haakjes- wel de voorbeelden die binnen Scratch werden gegeven van dergelijke populaire klassieken: Beethoven, (nummer 8), Mozart (Kleine Nachtmuziek), Rachmaninov (2e pianocon.), Brahms (Requiem) en ook: Cage, (Piano Concert) evenals Schoenberg (Pierrot Lunaire). Ook het vermelden van komponisten (of werken) die als geestesverwant werden beschouwd kan hier verhelderend werken: Stockhausen (Aus den Sieben Tagen), Terry Riley (In C), Michael Von Biel, Robert Ashley, La Monte Young, John Cage, Christian Wolff, Frederic Rzewski, Cathy Berberian (Stripsody).

Scratch music was en is genoteerde muziek gericht op en bestemd voor uitvoering door de groep. De komponist zelf behoort tot de groep en neemt deel aan de uitvoering van zijn werk. De aard van die notatie werd evenwel nergens vastgelegd, en elke muzikus of lid van het ensemble diende te beschikken over een eigen partituur/notitie schrift. Wel gold notatie die niet kon worden gespeeld door de leden, als volstrekt onzinnig en taboe. Komplekse muziek -in de zin van Ferneyhough of Boulez- had binnen scratch dan ook geen schijn van kans en werd veelal als fascistisch afgedaan. Lang niet alle 'Scratch' stukken werden geschreven of gekoncipieerd voor uitvoering door de gehele groep. Vele ervan konden alleen door meer ervaren musici worden gespeeld. Geen stuk was echter heilig, nog minder, de auteur ervan. Stukken konden en mochten dus aangepast en gewijzigd worden.

Voorop stonden waarden zoals vrijheid van expressie wat leidde tot een hoge mate van individualisme binnen de groep en dus tot een vorm van anarchisme. Discipline was soms bijzonder ver te zoeken en werd ook geenszins wenselijk geacht. Uitvoerders dienden niet eens op tijd te komen voor het koncert, maar konden midden de uitvoering binnenvallen en naar eigen goeddunken meespelen. Kritiek was alleen mogelijk ná uitvoering van een stuk of koncept. Elk voorgedragen stuk werd door de groep gespeeld.

Sommige uitvoeringen werden door de pers als obsceen onthaald omdat er al eens wat naakt bij te pas kwam, een toen volkomen normaal bestanddeel van de internationale performance-kunst scene natuurlijk. Dat het bereik van Scratch het muzikale ver oversteeg, was al duidelijk vanuit de muziek- definitie die in de beginselverklaring lag vervat: 'the word music and its derivatives are here not understood to refer exclusively to sound and related phenomena (hearing etc). What they do refer to is flexible and depends entirely on the members of the Scratch Orchestra). Dat scratch zich afzette tegen het elitarisme van de Darmstadtse school en het post-serialisme en dat de beweging op estetisch vlak weinig taboes kende (afgezien dan van een kwazi unanieme afwijzing van het kommercieel populaire), is duidelijk. Dat zij heel bewust naar 'het' publiek toe wilde middels voorstellingen en koncerten in ruime zin, eveneens. Maar of zij, op grond daarvan, als een voorloper van het postmodernisme kan worden beschouwd, is lang niet evident. De beslist baanbrekende afwijzing van elke notie van muzikaal opus, van auteurschap -laat staan recht- , van integriteit van het kunstwerk, het ongetwijfeld roodgekleurd gedachtengoed, de maatschappijkritische dimensie... kunnen bezwaarlijk als 'postmodernismen' worden gebrandmerkt.

De historiek van Scratch zoals die ons door Cornelius Cardew in 1972 in zijn gelijknamig boek wordt opgedist (London,1972), is doordrongen van de eigen ideologische evolutie die de auteur in die jaren doormaakte (overigens samen met een ander vooraanstaand lid van Scratch, John Tilbury) en die er uiteindelijk toe leidde dat hij zich, alle anarchisme overboord gooiend, aktief en propagandistisch aansloot bij de Marxistisch-Leninistische partij van Engeland. Het is vooral deze ideologische zwenking bij Cardew die de scheuring en de uiteindelijke opheffing van Scratch heeft veroorzaakt. Cardews eerste Maoďstische liederen dateren uit de Scratch periode, en vinden we afgedrukt in de door Gavin Bryars uitgegeven 'Vocal Anthology'.

Het programma dat we samenstelden voor deze gelegenheid kan doorgaan voor historisch getrouw, zonder evenwel muzeaal te zijn. (Voor dit laatste ligt Scratch me te nauw aan het hart). Daarom ook deden we voor de uitvoering van enkele belangrijke vokale en verbale komposities uit het Scratch- repertoire beroep op 'niet-musici', meer bepaald op een groep studenten uit de afdeling dramatische kunst van het konservatorium. Daarnaast, brengen we ook enkele politieke liederen van Cornelius Cardew, evenals een scratch-versie van diens uiterst virtuoze 'Volo Solo'. Verder is er (slag)werk van het homo- duo Christopher Hobbs en John White, heel wat 'tonale' muziek van Howard Skempton, konceptuele muziek van Bryn Harris en Michael Parsons... Kortom, een professioneel en degelijk programma rond een zich principieel -maar hopeloos- aan deze waarden onttrekkende beweging...

Moge deze op zijn minst verfrissende produktie wat van het originele bronmateriaal aandragen voor het beslechten van de diskussie rond modernisme/niet-modernisme, pomo/anti-pomo, akademisme/anti-akademisme, eklekticisme/anti-eklekticisme.

 

dr.Godfried-Willem RAES


 

De rode draad: Scratch and around

 

Programma:

 

1. Alan BRETT "Whoopee", 1971

- tutti + studenten dramatische kunst

2. Cornelius Cardew "Volo Solo", 1970

- Marc MAES orgelpositief

- Karin DE FLEYT fluit

- Helena DE BEUL gitaar

- Thomas ADRIAENSEN gitaar

- Joachim BRACKX synthesizer

- Iris ALGOET sopraan

3. Cornelius Cardew "How should we interpret the word 'soon' in the statement 'there will soon be a high tide of revolution'?, 1971

tekst: Mao Zedong

- Iris ALGOET sopraan

- Marc MAES piano

- Helena DE BEUL gitaar

- Thomas ADRIAENSEN gitaar

- Karin DE FLEYT fluit

- Leanaar DE GRAEVE bastuba

- Rudy LAREU snaartrom

4. Frederic RZEWSKI "Apolitical Intelectuals", 1974

tekst: Otto René Lastillo

- Iris ALGOET sopraan

- Marc MAES piano

5. Christian WOLFF "After a few years" 1975

tekst: Rosa Luxemburg

6. Cornelius CARDEW "After a few years", 1975

tekst: Rosa Luxemburg

- Iris ALGOET sopraan

- Marc MAES piano

7. Howard SKEMPTON "May Pole", 1971

- Marc MAES orgelpositief

- Karin DE FLEYT fluit

- Joachim BRACKX blokfluit

- Leonaar DE GRAEVE tuba

- Rudy LAREU tuba

- Helena DE BEUL gitaar

- Paul ADRIAENSEN gitaar

8. Howard SKEMPTON "A Humming Song", 1967

- Iris ALGOET sopraan

- Marc MAES piano

9. Howard SKEMPTON "Drum No.1",1970

tutti

10.Howard SKEMPTON Fish Talk

1971 tutti + studenten dramatische kunst

11.Howard SKEMPTON "Off Late", 1993

- Marc MAES piano

12.Hugh Shrapnel "Raindrops", 1970

tutti

13.Cornelius CARDEW "Schooltime Special", 1968

tutti + studenten dramatische kunst

14.Gavin BRYARS "Long Player", 1973

- Stefaan SMAGGHE viool

- Marc MAES piano

15.Bryn HARRIS "Those dancing days are gone", 1972

tekst: W.B.Yeats

16.Michael PARSONS" Mindfulness of breathing" 1969

.RM 76 staat in de Verbal Anthology & in de Scratch zelf

tekst: Buddhaghosa (Visuddhimagga)

voor mannenstemmen

Johan Vercruysse

Godfried-Willem Raes

Marc Maes

Joachim Brackx

Rudy Lareu

Thomas Adriaensen

Leonaar De Graeve

17.John WHITE "Photo-Finish Machine", 1972

voor slagwerkduo

Leonaar De Graeve, templeblocks

Rudy Lareu, templeblocks

18. Christopher HOBBS "Voicepiece" , "The Castle Keep", 1967

voor stemmen

studenten dramatische kunst

 

Opmerkingen:

1. Het ensemble zal de programmavolgorde pas voor het koncert bepalen. De volgorde zal na afloop van het koncert definitief zijn bepaald.

2. Het ensemble kan beslissen bepaalde stukken gelijktijdig uit te voeren.

3. Het ensemble kan beslissen bepaalde stukken niét te spelen.

4. Het ensemble kan beslissen andere dan de in dit programma voorziene stukken te spelen.

 


Filedate: 970928

Terug naar inhoudstafel kursus: <Index Kursus> Naar homepage dr.Godfried-Willem RAES