Dr.Godfried-Willem RAES

Kursus Experimentele Muziek: Boekdeel 8: Alternatieve Muziekpedagogie

Hogeschool Gent : Departement Muziek & Drama


<Terug naar inhoudstafel kursus>    

8030:

Muziekateliers

PRAKTISCHE ERVARINGEN MET KINDERMUZIEKATELIERS

een voorlopig verslag over een eerste experimenteel jaar, schooljaar 1984-1985, met medewerking van een tweede studiejaar uit een nederlandstalige basisschool uit het Brusselse.

Wetenschappelijk promotor:

Godfried-Willem Raes

Begeleiding:

Veerle Raes,Tom Flamant,Jon Goubin,Marjet Gillis.

Opdrachtgever:

Filharmonische Vereniging van Brussel

Wetenschappelijke staf:

Stichting Logos


Inleiding

Van 1973 tot 1988 werd in opdracht van de Filharmonische Vereniging van Brussel een koncertprogrammatie gewijd aan de nieuwe en nieuwste muziek verzorgd ,een programmatie waarin steeds getracht werd het publiek telkens opnieuw met andere aspekten en emanaties van de 'cutting edge' van de kreatieve muziekkultuur te konfronteren.

In de koncertcyclus 'Kommuzikatie',een cyclus waarvan de koncerten telkens gewijd waren aan andere aspekten van de brede waaier die de internationale nieuwe muziekkultuur, de avant-garde zo men wil, laat zien, kreeg deze drukke en intensieve koncertaktiviteit een min of meer vaste vorm: die van een maandelijks 'mini-festival' waarbij elke eerste vrijdag van de maand, vanaf 18 u, tot zaterdagnamiddag, verschillende koncerten, voordrachten en workshops werden gepresenteerd. De cyclus behoort thans tot de geschiedenis, want de huidige afgevaardigde beheerder van de Filharmonische Vereniging, Charles Kerremans, voor wie al dit niet bepaald mondaine geexperimenteer al lang een doorn in het oog was, schafte alle nieuwe muziek bij deze koncertvereniging gewoonweg af.

De idee echter, om aan deze nieuwe-muziek koncerten, gericht op konfrontatie, ook workshops gericht op aktieve participatie door het publiek te verbinden was weliswaar niet nieuw , want zowat sedert 1969 ondernamen wij met Stichting Logos vooral dan in Gent, talloze initiatieven op het gebied van publieksparticipatie en vrije muzikale expressie, wat aldaar uitgroeide tot een tot voor kort nog zeer intensief vormingswerk, en waaruit ook een toch nogal uitgewerkte alternatieve muziekpedagogiek geleidelijk aan vorm en explicitering kon putten. Vele elementen uit deze ervaringen vonden immers hun weg naar soortgelijke ateliers die ook nu nog worden opgezet door 'Jeugd en Muziek' en door een feitelijke vereniging die in Wallonie onder leiding van de vroegere direkteur van de Filharmonische Vereniging, Herve Thys, aktief is.

De onderliggende motivatie bij de integratie van aktief muziekmaken in de koncertcyclus gewijd aan nieuwe muziek te Brussel was tweeledig: Enerzijds gericht op het dichten van de kloof tussen die nieuwe muziek en het publiek ,door dit laatste in de gelegenheid te stellen de klankenwereld van die muziek ook zelf te exploreren en zo op een niet-diskursieve manier door te dringen tot de expressieve betekenissen ervan. Zo'n benadering staat natuurlijk diametraal tegenover het verwachtingspatroon van de gemiddelde koncertbezoeker, die immers vaak een koncert zal bezoeken om er die dingen te zien en te horen die hij niet zelf ook zou kunnen doen en op grond waarvan hij aan diegenen die op het podium verschijnen gezag verleent. Hierin schuilt een eenzijdige benadrukking van de muzikale techniek waarbij het gevaar niet denkbeeldig is daarin voorbij te gaan aan de wezen-lijke expressieve betekenis van de muziek zelf. Dit gevaar neemt toe naarmate de luisteraar meer kategorien van onderlinge meetbaarheid voor muzikale prestaties hanteert. Nu schijnt , althans binnen onze zich over de wereld uitstrekkende kultuur, die onderlinge meetbaarheid en de mate waarin zij mogelijk is precies een bepalende faktor te zijn in de populariteit van muziek. Getuige daarvan het op 'muzikale' gronden nauwelijks verklaarbare sukses van bvb. de Koningin Elisabeth Wedstrijden.In het meest signifikante deel van de nieuwe muziekproduktie in de westerse kultuur ontbreken voor het publiek zulke mogelijkheden tot vergelijking in hoge mate. Zij dient zich aan als standaardloos, in-formeel, niet genormeerd, en daardoor niet alleen onaantrekkelijk maar ook en vooral, als onverstaanbaar. Wanneer we nu het publiek, of althans toch het deeltje daarvan dat dan toch de stap zet om op nieuwe muziekkoncerten af te komen, in de gelegenheid stellen zelf op instrumenten en klankvoorwerpen die ook in de koncerten worden gebruikt, aan exploratie te doen, dan brengen we hen ertoe zelf een stap te zetten naar het opbouwen van een persoonlijk interpretatiekader en normensysteem waarbinnen de nieuwste muziek betekenis kan krijgen.

Anderzijds evenwel is deze integratie van een stukje muziekpraktijk ook gericht op wat we enigszins sloganesk kreatieve emancipatie zouden kunnen noemen. De workshops, waarmee in hoofdzaak een volwassenenpubliek werd aangesproken verlopen volkomen non-verbaal: een grote verzameling instrumenten en klankvoorwerpen (klassieke naast elektronische , zelfbouwinstrumenten naast industrieel en huishoudelijk afvalmateriaal) worden in de open en vrij toegankelijke ruimte (de Hall van het Paleis voor Schone Kunsten in casu) gebracht en blijven daar , instruktieloos, ter bespeling. De begeleiding gebeurt volstrekt non-verbaal. De begeleider , in casu ondergetekende, is 'onzichtbaar' aanwezig als participant. Zijn spel is gericht op intensieve interaktie met en in de exploratie- en expressie-processen van de groep. Alleen wanneer teveel in stereotypen wordt vervallen gaat hij tegen de groep in en biedt hij een alternatief model. Er zijn , afgezien van toevallige passanten, in principe geen luisteraars. De praktijk van deze workshops, van 1977 tot 1988 in het PvSK, leidde ertoe dat vele regelmatige deelnemers een eigen instrumentarium gingen ontwikkelen en , niet onbelangrijk, rond hetzelfde basiskoncept initiatieven namen op andere plaatsen.Gezien de intrinsieke kleinschaligheid van dit soort initiatieven is zo'n spreiding ervan uiteraard uiteindelijk een noodzakelijke voorwaarde voor enig maatschappelijk effekt op langere termijn.

Toen enkele jaren geleden, in het kader van het jaar van de gehandikapten , Herve Thys als toenmalig direkteur van de Filharmonische Vereniging werd gevraagd naar initiatieven in dit kader, greep hij de ervaringen met deze workshops aan, om in diezelfde richting ook zelf een atelier voor klankexpressie op te zetten en uit te bouwen, voor het Centrum voor Onderwijs en Onderscheiden Behandeling te Sint-Lambrechts-Woluwe. De Gentse Stichting Logos kreeg daarbij de opdracht in haar ateliers een speciaal instrumentarium voor dit atelier uit te werken, rekening houdend met de specifieke moeilijkheden en mogelijkheden aldaar. De instrumenten en klankobjekten die daaruit voortkwamen waren gericht op het verkrijgen van een maximaal arsenaal aan differentieerbare klanken en geluiden ,met een minimum aan technische beheersing en voorafgaandelijke kennis of oefening. Deze ateliers kenden erg veel bijval zodat zeker van een sukses kan worden gesproken, ook al verkeert het opzet nog in een experimenteel stadium.

Anticiperend op het Europees Jaar van de Muziek werd dan vanaf het schooljaar 1984 op initiatief van de Filharmonische Vereniging en in samenwerking met de technische en wetenschappelijke staf van Stichting Logos, gestart met een experimenteel muziekatelier voor kinderen uit de gewone lagere school. De reeds in het Paleis voor Schone Kunsten bestaande instrumentenverzameling die werd gebruikt voor de workshops binnen de cyclus 'Kommuzikatie', werd heel sterk uitgebreid (er staan vandaag niet minder dan 200 instrumenten en klankvoorwerpen ter beschikking!) en wekelijks wordt er een groepje van ongeveer zes kinderen uit het tweede studie-jaar van een lagere school op losgelaten. In 1987 werd het initiatief overgedaan met een franstalige lagere school. De initiatieven naar het nederlandstalig basisonderwijs werden verder overgelaten aan Jeugd en Muziek dat daartoe een samenwerkingsakkoord sloot met Stichting Logos.

Inzake metodiek kan het best worden verwezen naar het muzikologisch en ideologiekritisch werk in verband met onze aktuele muziekkultuur van ondergetekende (Raes,1976). Hierin zijn praktische aanknopingspunten en realisaties inzake alternatieve muziekpedagogiek ,of algemener, muziekinitiatie , weer te vinden.De gebruikte metodiek ten aanzien van kinderen verschilt bijgevolg niet fundamenteel van die in de volwassenenworkshops, hoewel enkele aspekten toch werden aangepast. Ook hier wordt aan de kinderen geen uitleg, geen instrukties gegeven. De wijze waarop de instrumenten worden bespeeld wordt overgelaten aan de vindingrijkheid en de exploratiebehoefte van de kinderen. Anders dan in de volwassenenworkshops, participeren de begeleiders hier niet zelf.Vanuit het koncept van het atelier zelf krijgen ze aldus geen enkel model voorgeschoteld, en komen dan ook alle modellen die ze kennen, vooral vanuit de T.V. ,maar ook vanuit de gewone muziekles , naar de oppervlakte .Alles mag , niets moet , en niets wordt van bovenaf positief noch negatief gesanktioneerd. Het opzet is anarchisch omdat een zo groot mogelijk aantal mogelijkheden strikt naast elkaar en zonder intrinsieke hierarchie kunnen bestaan. De groep werkt in hoge mate autoregulerend.

Het is precies in dit benadrukken van klank als non-verbaal en niet semantisch expressiemiddel dat we geloven een basis te kunnen leggen voor een vrije muzikale en expressieve ontwikkeling van het kind. Een noodzakelijke voorwaarde dunkt ons, om te komen tot een meer kreatieve muziekkultuur.

Godfried-Willem RAES.

Feb.-Jun.1985, rev.06.88

[under construction...]


Filedate: 880622

Terug naar inhoudstafel kursus: <Index Kursus> Naar homepage dr.Godfried-Willem RAES