Godfried-Willem Raes

"A Book of Moves"

een kompositie voor onzichtbare instrumenten (1992/93)

 

Uitvoerders:

Instrumenten: Moniek DARGE , Karin DE FLEYT, Joachim BRACKX & Godfried-Willem RAES

Belichting: Sebastian Bradt

Produktie: LOGOS

 [English text]


"A Book of Moves" is een groots opgezette en avondvullende interaktieve en apparatieve kompositie waarin in hoge mate gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die de hedendaagse technologie de experimentele muzikus te bieden heeft, wanneer deze er zich in wil verdiepen. De eerste uitgave van het boek ging in premiere tijdens de koncerttoernee van het Logos Duo in de zomer van 1992. Daarbij werd het voorgesteld in Perth, Melbourne (Australie), Tokio, Myoshi (Japan), Shangai en Peking (China). In de lentesneewstormen bereikte het ook New York. Later waren er ook reeds enkele voorstellingen dichter bij huis: in Heverlee, Eindhoven, Amsterdam, Bolzano, Bonn, Krems en zelfs in Gent. Radio 3 nam het op en zond het uit.

De tweede uitgave was te zien in Krems, Buffalo, Warshau, Krakau, Gent en zelfs -althans een klein stukje eruit- in de TV1 uitzending 'Margriet' van 08/93. In 1995 ging de produktie op tournee naar de USA, en was ze o.m. in de lente te zien in San Jose, San Francisco, Phoenix...en 's zomers, in tal van Brazilaanse steden. Recente uitvoeringen, waarbij ook nieuwe uitvoerders betrokken waren: 1999, Indonesia toernee, Stockholm... Sedert de kreatie kende deze produktie reeds meer dan 200 uitvoeringen.

Het stuk vertrekt vanuit de mogelijkheden die geboden worden door de vroegere kompositie 'Holosound' (1981-1985), maar verschilt daarvan in zowat alle opzichten, behalve dan in het feit dat hier eveneens van een zelf ontworpen sonar-systeem gebruik wordt gemaakt. De hier aangewende apparatuur berust evenwel op een geavanceerde kombinatie van zelfontworpen analoge en digitale komputers. Met deze uitvinding behaalde de auteur het doktoraat in de muzikologie aan de Gentse Rijksuniversiteit.

De kompositie is opgebouwd uit verschillende volumes of 'boekdelen' die elk in verschillende hoofdstukken zijn ingedeeld:


"A Book of Moves"

Hoofdstuk 1: Moniek Darge en/of Karin De Fleyt

 Open

  • Een ouverture gebaseerd op een als trage mokerslagen steeds maar herhaald 8-tonig breed en kompleks akkoord.

    Bij de aanvang van het stuk zit de speler in het midden van het podium ineengehurkt op de grond. Zij draagt een pakje in een soort hoogglanzend metaalachtig textiel.

  • Na honderdachtentwintig ff-aanslagen van het akkoord -waarbij de tonen tussen de luidsprekers over en weer springen- zwaait zij een arm in de lucht. De akkoorden worden onderbroken, maar gaan, van zodra de beweging stopt, weer door. Ze zijn nu echter een nauwelijks hoorbare gradatie zachter geworden.

    De speler maakt langzaam meer en meer bewegingen daarbij verduidelijkend dat zij de klank wég wil. De klank wordt alsmaar stiller. Zij moet echter alsmaar grotere inspanningen leveren om de verstillingsproces te laten doorgaan. Wanneer de bewegingen een hoogtepunt bereiken, wordt het helemaal stil. De ouverture is afgelopen.

    In klassieke zin komt deze ouverture volledig overeen met de opening van een klassieke redevoering: het onderwerp, in dit geval de beweging-klank transformatie- wordt zo duidelijk mogelijk afgebakend. Het probleem wordt gesteld. Daarom noemen we deze ouverture een retorische formule.

    Call

    Nadat het probleem in alle klaarheid en eenvoud is gesteld, wordt nu de algemene geldigheid ervan betoogd.

    In de kompositie 'Call' worden gradueel alsmaar meer muzikale eigenschappen aan de bewegingen van de speler gekoppeld. De volledige werking van het onzichtbare instrument wordt gedemonstreerd.

    De module opent met de klanken van Shofars vanuit de verte. De koppeling aan de zwaaibewegingen van de speler is aanvankelijk erg vaag. De instrumenten komen echter dichterbij en veranderen ook geheel van klank. Ze worden uiteindelijk gemetamorfoseerd tot een enkel akkordeon, waarbij de speler ook werkelijk een fiktief akkordeon gaat bespelen. Hier kan de speler heel getrouw gaan improviseren. De klanken sluiten met grote direktheid aan bij de uitgevoerde bewegingen. Gedurende het gehele stuk blijft de speler hier in het midden van het speelvlak.

    Topoi

    In 'Topoi' wordt de muzikale ruimte -het formaat- van het muziekinstrument afgetast. Daartoe worden, via verplaatsingen van de speler over de scene, aan de diverse plaatsen verschillende harmonische konstellaties toegekend. Hier kan de uitvoerder dus spelen met plaats-afhankelijke akkoord-progressies. Het tonaal centrum (hoewel het niet om tonale muziek gaat in traditionele zin, reden waarom we dan ook deze term eerder dan tonika gebruiken) bevindt zich in het centrum van de opstelling. Hoe verder de speler zich van dit centrum verwijdert, hoe verder ook de tot klinken gebrachte harmoniëen van dit tonaal centrum gaan afwijken.

    Rising

    In deze formeel gezien uiterst eenvoudige kompositie worden we muzikaal gekonfronteerd met niets meer dan een graduele akkoordenprogressie van laag naar hoog. Naar heel erg hoog, dat wel... De wijze waarop de progressie vooruitgaat is echter geheel afhankelijk van de bewegingen van de bespeler. Zij speelt dus eigenlijk een vastgelegde partituur waar evenwel uitsluitend een soort becijferde bas op voorgeschreven staat. De grootte van de intervallen evenals de metrische geleding kan zij volledig zelf interpreteren.

    Retorisch gezien krijgen we te maken met een figuur waarin een alsmaar grotere spanning wordt opgebouwd.

    Spooky

    De schrille ijle en hoge klanken waarmee 'Rising' wordt afgesloten, monden uit in een totaal 'andere' muzikale klankenwereld. Hier krijgen we moeilijk tuis te brengen klanken en geluiden afkomstig van niet-toonhoogte gerichte muziekinstrumenten. Alle harmonie lijkt opgeheven. Ook van enige melodische samenhang is hier geen sprake meer. De klankenwereld is zuiver vloeibaar en timbraal. De bewegingen zijn spookachtig en zwevend. De klanken worden bijzonder plastisch en op kontinue wijze door de bewegingen gestuurd. De speler verdwijnt in de klankennevel van de scene.


    Hoofdstuk 2: Godfried-Willem RAES

    Minor

    Een nieuwe speler verschijnt ten tonele. Hij bespeelt een onzichtbaar klavierinstrument. De toonsoort is duidelijk mineur. Hij heeft de melodische patronen letterlijk in de hand. De muziek wordt door haar centrum aangezogen. De melodische patronen cirkelen rond het tonaal centrum. De metriek is rustig maar niet regelmatig. Het dynamisch bereik is beperkt: mp tot mf. De sfeer is vriendelijk. De bewegingen van de speler zijn soepel en beperken zich grotendeels tot de bovenste ledematen.

    Drum

    Dit stukje is een poging een onzichtbare trommel te implementeren. De software reageert op botsingsmomenten in het verloop van de motorische versnelling van de speler. Het vormt de inleiding tot 'Beat' en kan er ook alternerend mee worden gespeeld.

    Beat

    In dit deel staat op de scene een bijzonder groot aantal slaginstrumenten van het meest diverse pluimage opgesteld: westerse drumkits, symfonische slaginstrumenten, Latijns-amerikaans slagwerk, Afrikaanse trommels, gamelan- instrumenten en nog meer dergelijk exotika. Als een parodie op nogal wat solistische slagwerk-literatuur uit de seriele en post-seriele periode, springt de speler van het ene instrument naar het andere, waarbij hij zich vaak in de onmogelijkste bochten dient te wringen om bepaalde noten te kunnen spelen. De klanken zijn volledig op de bewegingen afgebeeld. Van de bespeler van het onzichtbare instrumentarium wordt een soort muzikaal karate verwacht. De bewegingen moeten abrupt zijn, zonder de minste elegantie. Immers, ook waar 'normaal' slagwerk wordt gespeeld, eindigen de armbewegingen van de speler toch in een abrupte botsing met het klankopwekkend gedeelte van het slaginstrument...

    Sforte

    Zoals de naam van het stukje al laat uitschijnen, produceert het hier bespeelde instrument een uitgesproken sforzando element. De dynamische nuances van de bewegingen van de bespeler worden daarbij sterk overdreven. Het melodisch verloop is uitgesproken centripetaal en gericht naar een tonaal centrum. Anders dan in 'minor' echter, is de sfeer hier geenszins vriendelijk. Er worden talloze smalle klusters gespeeld, waarbij de breedte afhangt van de energie, de inspanning, van de bespeler. Hoe groter de geinvesteerde energie, hoe groter ook de afwijking van de akkoorden en klusters van het tonaal centrum.

    Lead

    In dit kompositorisch miniatuur wordt de bespeler tot dirigent van een betrekkelijk groot 'symfonisch' orkest. De toonspraak is uitgesproken modernistisch en vormt een 'karikatuur' van de orkestratie zoals we die zouden kunnen aantreffen bij komponisten zoals Xenakis, of, bij ons dan, Luc Brewaeys. De dirigent kan met armen -en desgewenst ook met de benen- orkestrale groepen doen inzetten, samenklanken aanhouden en de gehele metriek bepalen. De muzikale samenhang berust op een bijna triviaal maar uitermate effektief middel: de overlapping van de vorige met de volgende samenklank. Dit is het enige 'kompositorische' gegeven dat hier a priori vastligt, afgezien dan van de orkestratie zelf. De orkestbehandeling is volledig acht-stemmig.


    Hoofdstuk 3: Moniek DARGE

    Canvas

    In dit stuk wordt gespeeld met in hoofdzaak 'niet-muzikale' geluiden. Geluiden die zich in elk geval moeilijk laten inpassen in de klassieke traditie van de West-europese muziek, waarbij in eerste plaats de diskontinue organisatie van de muzikale parameters toonhoogte en tijd centraal staat. Hier krijgen we het omgekeerde: de muzikale parameters toonhoogte -voorzover die al duidelijk bepaalbaar zou zijn in de hier gebruikte klanken-, geluidssterkte en tijdsstrukturering worden hier als een plastische massa, een sonore brei, behandeld. Een klankmoeras zo men wil. De uitvoerder bespeelt en manipuleert de klankmassa een beetje zoals een 'action painter' zijn schilderdoek te lijf zou gaan.

    Rec-Play

    Dit stukje heeft een uitgesproken demonstratief karakter. Het laat de speler toe een melodisch verloop min of meer 'in de stille ruimte' te tekenen. Die ruimtelijke tekening wordt als bewegingspatroon opgenomen, en vervolgens als een muzikaal melodisch verloop weergegeven. De opname en weergave verloopt cyclisch waarbij de afzonderlijke cycli door een gongslag en een bel-cimbaal worden aangegeven. De melodien zijn driestemmig. Voor de instrumentatie worden fluiten gebruikt.

    Solo

    "Solo" is een stukje waarbij een monofoon muziekinstrument -een fluit bvb, maar de software maakt eeen twintigtal instrumenten naar keuze mogelijk- op volstrekt non-positionele wijze 'onzichtbaar' en audio-virtueel wordt geimplementeerd. Het is een bijna demonstratief en pedagogisch model voor het onzichtbare instrument. Kleine modulaties van de bewegingen geven aanleiding tot vibrato en tooninflekties, terwijl grotere snelheidsveranderingen diskontinue toonhoogtes voor gevolg hebben. De luidheid is van de totaliteit van de lichamelijke en motorische inzet afhankelijk.

    Tance

    Hier wordt uitgegaan van een soortgelijk gegeven als in Solos, maar een vierstemmige begeleiding wordt afhankelijk van de gespeelde melodie algoritmisch bijgekomponeerd en tot klinken gebracht. De harmonisatie zelf is niet bewegingsafhankelijk.

    De stukjes Solo en Tance worden telkens alternerend uitgevoerd.

     Prime Time

    Deze slagwerkkompositie heeft als genererende kompositorische cel de overlapping van zuiver periodieke metrums die in een irratiole verhouding tot elkaar staan. Priemgetallen bepalen de onderlinge verhoudingen der periodetijden. Is de resulterende ritmische struktuur hier het vaststaande kompositorisch gegeven, dan ligt de interpretatieve vrijheid van de uitvoerder hier geheel op het vlak van de bepaling van de juiste noten (er worden slaginstrumenten voorgeschreven waarvan de toonhoogte bepaalbaar is) evenals van de dynamiek, die bepaald wordt door de inspanning van de speler. De tweede speler vervoegt de eerste naar het eind van het stukje. 


    Hoofdstuk 4: Godfried-Willem RAES

    Tempi

    In dit driestemmig stukje worden de tempi van de drie verschillende stemmen vanuit de bewegingsinformatie bepaald.

    Dit leidt tot een ogenschijnlijke niet synchroniciteit tussen klank en beweging.

    Edges

    In dit stukje worden de klanken alleen dan voortgebracht wanneer de bewegingsrichting omkeert: wanneer een versnelling in een vertraging overgaat en omgekeerd dus.

    Stresso

    De naam van dit stukje is een verbastering van de italiaanse muziekterm stretto, een onderdeel uit de klassieke fuga, waarbij de stemmen het muzikaal tema alsmaar korter na elkaar inzetten en uitwerken. In dit stukje werd deze techniek bijna tot het absurde doorgedreven: het is zestienstemmig, en de tijdsafstand tussen de inzetten van de diverse stemmen is volledig gestuurd door de beweging van de speler. De komplekse temporele struktuur van de muziek wordt dus de gekontroleerde parameter.

    Hammers

    In dit stukje wordt een imaginair en hypotetisch cimbalon op de scene geplaatst. De bespeler mag zijn gehele lichaam inzetten om de denkbeeldige hamertjes zo snel mogelijk over de snaren te laten rollen. 


    Hoofdstuk 5: Moniek DARGE en of Karin DE FLEYT

    Lock ... Unlock

    Dit stukje vormt eigenlijk een diptiek met twee kontrasterende panelen. Het eerste luik -Lock- berust op cyclische slagwerkpatronen waarin heel trage faseverschuivingen optreden. De herhalingstijden zijn in de kompositie vastgelegd, en verschillen slechts een fraktie van elkaar. Een 'klassieke' kompositorische truuk dus die ook aan de basis ligt van heel wat zogenaamde minimal muziek.

    In het tweede luik -unlock- wordt dit repetitief karakter volledig doorbroken en kontroleert de speler de periodetijden van de metrische cycli zelf. In een voetnoot, kunnen beide luiken ook worden gekombineerd.

    Close

    Dit is het sluitstuk van 'A Book of Moves'. Het vormt de antipode van de ouverture 'Open'. Het muzikale verloop is nochtans geen parametrisch omgekeerde imitatie van de ouverture, hoewel het eveneens een zuiver retorische opbouw kent. Zij is immers opgebouwd als een grote dalende akkoorden progressie, eindigend in een finaal achtstemmig unisono. Het verloop van deze progressie -in het bijzonder de ritmische struktuur en de intervalgrootte van de melodische sprongen in de 8 stemmen- wordt volledig door de speler zelf bepaald.


    Technische slotkommentaar:

     

    Na voltooing van een eerste reeks van 16 komposities, de eerste uitgave van het boek, werd de gehele apparatuur opnieuw gebouwd en geperfektioneerd. Dit noopte tot een volledige vertaling van de eerste uitgave in de komputertaal eigen aan het nieuwe hardware-platform: een 80486DX notebook- komputer geklokt op 50MHz. De uitgebreidere mogelijkheden van de nieuwe hardware, gaf en geeft nog steeds aanleiding tot het schrijven van alsmaar nieuwe hoofdstukken voor het 'Book of Moves'.  

    Hoewel 'A Book of Moves' voor vele toeschouwers/luisteraars wellicht zou kunnen overkomen als een toch minstens met dans verwante produktie, is dit toch een fundamentele misvatting. Het gaat hier wel degelijk in elk onderdeel van het stuk om een bespeling van instrumenten. Dat deze misvatting kan ontstaan is evident, aangezien het publiek nu eenmaal niet gewoon is koncerten bij te wonen waar de uitvoerders eigenlijk niet veel meer lijken te doen dan wat min of meer expressief over de scene te bewegen.

    We kunnen er echter niet genoeg de nadruk op leggen, dat een dergelijke implementatie van een onzichtbaar instrument zelfs nauwelijks voor toepassingen binnen de wereld van de dans bruikbaar is, en wel omdat dansers vanuit hun vorming en opleiding, steeds de muziek achternahollen. Hun bewegingen staan in funktie van de muziek. Zij genereren deze niet. Dansers produceren gekonfronteerd met dit instrument -en uiteraard heb ik dit bij verschillende gelegenheden uitgeprobeerd- slechts de meest triviale sonore resultaten. Zij weten niet om te gaan met het bewust hanteren van motoriek in funktie van de klankproduktie. De geproduceerde klanken worden bij hen grotendeels accidenteel, louter sekondair gevolg. Ze slagen er niet in hun beweging in funktie van een klankresultaat te formuleren. Ook de aangeleerde 'elegantie' die de danstechniek toch kenmerkt, staat een behoorlijk muzikaal resultaat ernstig in de weg. Hierdoor immers worden bewegingen steeds soepel en afgerond uitgevoerd, terwijl het precies de motorische diskontinuiteiten zijn die hier de sterkste muzikale profilering toelaten.

    In de enscenering van 'A Book of Moves' wordt normaal gezien (d.w.z. waar mogelijk) een volledig uitgeschreven toneelbelichting voorzien. Deze strekt er uitsluitend toe, de muzikale sfeer te versterken. Zij vormt hier een ondersteunend retorisch element.

    In 1995 startte ik, uitgaand van een gelijkaardige technologie, een geheel nieuw projekt waarbij geen op voorhand gesampelde geluiden meer worden gebruikt, doch waarbij ook de gehele klankproduktie in real-time verloopt. Hierbij wordt uitgegaan van het vokale/verbale geluid van de speler zelf. Deze produktie werd een tot het uiterste doorgevoerde studie van de mogelijkheden van de retorika: 'Songbook'. Ze beleefde haar premiere in de nazomer van 1995.

     

    Dr.Godfried-Willem RAES

    MP3 fragment uit 'A Book of Moves'


    First published on the web September 15th -3 by Godfried-Willem Raes

    Last update: 2007-09-07

    Terug naar Logos' webstek