Dr.Godfried-Willem RAES

Kursus Experimentele Muziek: Boekdeel 7: Muziekfilosofie en ideologiekritiek

Hogeschool Gent : Departement Muziek & Drama


<Terug naar inhoudstafel kursus>   16.11.2003

7010: KANTTEKENINGEN BIJ ONZE AKTUELE MUZIEKKULTUUR

GELUIDSAGRESSIE

De Canadese komponist en musicoloog R. Murray Schafer schreef in zijn boek 'The new Soundscape' dat musici zich vandaag de dag niet alleen met geluidsproduktie maar eigenlijk al evenzeer met geluidspreventie zouden moeten inlaten Daarbij stelt hij zeer terecht dat het belangrijker is te weten waar met betrekking tot geluid de gehoorschade- en pijngrenzen liggen, dan of de tritonus nu al dan niet des duivels is. Ook al is de mens er tot op heden nog niet in geslaagd de natuur naar piekgeluidssterkte te overtreffen, toch mag men wel aannemen dat de mens de natuur, naar gemiddeld geluidsniveau, ruimschoots heeft overstemd en doorlopend overstemt. Daarbij wordt dan vaak in de eerste plaats gedacht aan het geluid van de technologie - geratel van machines, metrostellen, bulderende vliegtuigmotoren, pneumatische hamers - waarvan de schadelijkheid sinds 1970 vrij algemeen wordt aangenomen. De meeste oudere publikaties omtrent geluidshinder behandelen trouwens ook uitsluitend deze kategorie. De manier waarop geluidshinder vroeger veelal werd gedefinieerd was overigens a priori erg restrictief.

Michael Rodda behandelt in zijn boek 'Noise and Society' uit 1967 het onderwerp vanuit een definiëring van 'noise' als 'any annoying or unwanted sound', waardoor hij noodzakelijk voorbij moet gaan aan de schadelijkheid van het zich vrijwillig blootstellen aan geluid. De Engelse taal maakt het er natuurlijk ook niet eenvoudiger op vanwege de grote meerduidigheid van het begrip 'noise' dat zowel ruis, lawaai, gerucht e.d. kan betekenen.

Het Nederlands is wat dat betreft een stuk eenduidiger : geluid is de algemeenste term ; lawaai is steeds luid en sluit een negatief oordeel in ; ruis duidt op een specifieke eigenschap van een geluid, namelijk het ontbreken van een duidelijke toonhoogte ; klank daarentegen veronderstelt regelmatige trillimg en suggereert een identificeerbare klankkleur ; terwijl toon niet alleen een vaste toonhoogte onderstelt, maar bovendien ook een relatie tot andere tonen binnen een toonsysteem.

Om waardegeladenheid in de definities uit de weg te gaan lijkt mij geluidshinder een betere term dan lawaaihinder, want algemener term. Vooral in de laatste 20 jaar immers heeft, door de ontwikkeling van uiterst krachtige geluidsversterkingsapparatuur, muziek niet alleen het industrieel en technologisch geluid overstemd, maar is ook gebleken dat gehoorschade in de meerderheid der gevallen precies aan elektronisch versterkte muziek is toe te schrijven. Nu blijkt echter dat een goed deel van de in het westen voortgebrachte, geproduceerde zowel als gereproduceerde, muziek alleen bestaat bij de gratie van zulkdanig grote geluidsterktes dat gehoorschade en ook andere fysiologische zowel als psychologische wijzigingen, van deze muziek welhaast noodzakelijke ingrediënten zijn geworden. Hierbij blijkt dat elektronische geluidsversterking, zgn. sonorisatie, niet kan worden beschouwd als een simpele en voor die muziek niet wezenlijke schaalverandering van de geluidsterkte, zoals het dat bvb. bij de elektronische weergave van klassieke muziek veelal is, maar dat de absolute waarde van de geluidsterkte hier tot de wezenlijke eigenschappen van die muziek behoort.

Dit moge overigens ook nog verder blijken uit opmetingen die ik, en vele auteurs en vorsers vóór mij, heb gedaan van de dynamiek in met name rock, pop, new-wave, disco, punk, beat en dergelijke muziek, en die, binnen elk nummer zelden de 9 dB overschrijdt. Meestal blijft de dynamiek zelfs binnen de 6 dB, gemeten met een tijdkonstante van 0,5 s in de gewogen dBA schaal. Ter illustratieve vergelijking kan hier ook worden aangehaald dat het dynamisch bereik van de zgn. symfonische klassieke muziek - en dat geldt voor orkestmuziek uit de laatromantiek - zo'n 90 dB kan bedragen. De tijdsduur waarop de uitersten voorkomen is echter zeer beperkt. Bij kompressie voor plaatopnames wordt dit cijfer kunstmatig omlaag gehaald naar 45 á 50 dB, terwijl sommige luisteraars dit weer zullen omzetten in een absoluut niveau van hooguit 90 dBA, waarbij echter alle zachte passages veel te sterk zullen klinken. Daarom trouwens voelen de meeste melomanen van de klassieke muziek, de absolute geluidsterkte niet aan als een wezenlijk maar veelal als niet meer dan een aan praktische omstandigheden aangepaste schaalverschuiving. De verhouding der geluidsterkten vormt hier integrerend deel van de expressieve betekenis van de muziek, niet de absolute waarden ervan. Zo ook trouwens de dynamiek-indicaties, ppp tot fff zoals we die op de partituren aantreffen, worden begrepen. Overigens, zelfs al zouden de absolute waarden hier wel degelijk een belangrijke rol spelen - wat dam o.m. een motief kan vormen om koncertbezoek te prefereren boven elektrotechnische reproduktie - dan zou geen melomaam het ooit in zijn hoofd halen, aan te dringen op geluidsversterking bij klassieke koncerten. Een schaalverschuiving naar boven toe wordt in deze sektor zowat als een taboe aangevoeld, en daarvoor zijn er ook nogal wat goede redenen : vooreerst is de beschikbare dynamiek van het akoestisch instrumentarium zoals dat historisch is gegroeid, maximaal aangepast aan het dynamisch bereik van onze gehoorsorganen en bestrijkt dit instrumentarium dit dynamisch bereik volledig. Dit geldt hier voor elk instrument afzonderlijk, doch wel voor het geheel van het symfonisch orkest en dat voor de frekwentiebanden waarvoor ons oor de grootste gevoeigheid heeft.

Dat de absolute waarde van de geluidsterkte ook andere aspekten en parameters van de klankgewaarwording beïnvloedt, is ook experimenteel aangetoond en bevestigt onze stelling over het intrinsiek zijn van het geluidsterkte-niveau in rock-, jazz- e.d. muziek. De waarnemimg en onderscheiding van klankkleuren bijvoorbeeld neemt, aan de hoge kant van de kurve, zeer sterk af naarmate de intensiteit de 80 dBa overschrijdt. Deze intensiteit komt overeen met die van een lawaaierig treinstation, of een erg drukke straat, en vormt tevens het niveau waarop geluid schadelijke nevenwerkingen met zich meebrengt.

Niveaus tussen 30 dBa en 65 dBA, voorzover ze geen onderwerp van gerichte waarnemimg uitmaken, hebben meestal geen blijvende nevenwerkingen maar maken wel het denken, met name het koncentratievermogen, aanmerkelijk lastiger. Onder meer daarop berust overigens ook het gebruik van muziek op openbare plaatsen, en achtergrondmuziek thuis en op het werk. Doordat het denken wordt bemoeilijkt, krijgt ook kritische reflexie en daardoor eventueel angst of onvrede, geen kans. Vandaar dat in vele gevallen muziek tijdens vervelend werk, de produktiviteit ten goede kan komen. Dit tenminste voor personen die zich niet zoals ik misselijk ergeren aan zulke achtergrondmuziek.

Tijdens de slaap mag het omgevingsgeluidsniveau niet hoger zijn dan 35dBA. Stijgt dit tot 50 dBA, dan zijn er slechts korte periodes van diepe slaap, gevolgd door, bij het ontwaken, een gevoel van vermoeidheid gepaard gaande met hartkloppingen.

Geluidsniveaus vanaf 65 dBA veroorzaken een versnelde hartslag en ademhaling en bij langdurige blootstelling, lichte evenwichtstoornissen, hoofdpijn, aantasting van de eetlust en omkeerbaar (niet-permament) gehoorverlies. Blootstelling voor lange duur aan niveaus vanaf 85 dBA vormen een zware bedreiging voor het oor en de hele fysische en mentale gezondheid. Aanvankelijk treedt zgn. T.T.S., Temporary Treshold Shift, tijdelijke hardhorigheid die zich herstelt na minstens enkele uren tot dagen, op, maar langere blootstelling leidt tot P.T.S., Permanent Treshold Shift. De schadelijkheid is evenwel niet absoluut gerelateerd aan de absolute luidheid. Andere faktoren die daarin een beslissende rol spelen zijn de tijdsduur en de attitude van de blootgestelde tegenover wat hij waarneemt. Het is aangetoond dat zelfs blootstelling aan geluidsniveaus van 70 dBA, gedurende 16 uur per dag - en dit komt zeer frekwent voor - de gehoorvoeligheid reeds permanent doet afnemen. Onomkeerbaar gehoorverlies treedt zeker op bij langdurige blootstelling aan geluidsniveaus vanaf 90 dBA. Geluid tast dan ook andere dan loutere oorfuncties aan en leidt tot hoofdpijn, misselijkheid, impotentie, gezichtsverlies, cardio-vasculaire stoornissen, spijsverteringsstoornissen en ook ademhalingsstoornissen. Geluidsniveaus van 110 dBA hebben in welk geval dan ook, altijd blijvende schade aan het gehoor tot gevolg. Het is een grens die ook niet kortstondig zou mogen worden overschreden. Op grond van dit alles, hier weliswaar slechts erg summier weergegeven, staat het wel vast dat het zich blootstellen aan muziek, die, gezien haar uiterst beperkte dynamiek en haar zeer hoog absoluut geluidsniveau (op publieke plaatsen, koncerten, dancings, festivals bijna steeds hoger dan 90 dBA), een langdurige blootstelling aan permanente gehoorschade opleverende geluidsdruk insluit, een vorm van zelf-mutilatie is.

Murray Schafer haalt het onderzoek van Dr. G. T. Singleton, in de USA verricht op 3000 studenten aan, waaruit bleek dat de auditieve kapaciteit van studenten op de leeftijd waarop ze naar de universiteit gaan (ca 18 jaar), én voorzover ze verklaren rock-liefhebbers te zijn, op het niveau ligt van een persoon van 65 jaar. (Time, 9/08/68). Gezien de mechanismen van sociale druk en commerciële propaganda, mag vrijwilligheid hier niet a priori aangenomen worden, ook al omdat men er zich veelal niet van bewust is, welke schade men kan aanrichten.

Voor wie er zich vrijwillig aan blootstelt, gezien het intrinsiek zijn van dit hoge geluidsniveau aan die muziek, is rock, new-wave, disco, e.d. regelrechte zelfverminking, terwijl het voor zij die tot auditieve perceptie worden gedwongen, een regelrechte fysieke agressie betekent, met vaak blijvende letstels als gevolg.

Ik heb het hier nu nog uitsluitend over de strikt fysische uitwerking van geluidsoverlast, wat niet betekent dat de psychologische effecten van geluid ook maar enigszins minder belangwekkend zouden zijn. Reeds in de vroege 19e eeuw merkte James Watt, uitvinder van de luidruchtige stoommachine, op dat mensen zonder intellectuele vorming, lawaai identificeren met macht, waardoor een stille machine, hoe kompleks ook, hen veel minder beïndrukt dan een hele luide. Ook het orchestraal gebulder bij Berlioz, Beethoven, Mahler, Wagner, Bruckner, Stockhausen en meer dergelijke romantici, kan ongetwijfeld in verband worden gebracht met machtsexpressie. Luidheid als uitdrukking van een hogere macht leidt bij alle volkeren tot hetzij vrees, hetzij eerbied en ontzag. Beide omvatten onderwerping. Natuurvolkeren kennen macht toe aan alle luide natuurgeluiden, donder, storm, instortingen, een macht die later werd overgedragen aan de kerk, gerechtmatigde drager van geluidsbronnen zoals orgels en orgelpijpen. Murray Schafer wijst erop dat deze macht later bij de industrie terecht komt, die het recht krijgt van de luidheid. Luidheid en macht blijken steeds doorheen de geschiedenis aan elkaar te zijn gekoppeld. Nu ligt de macht bij de media, de bewustzijnsindustrie, omdat haar een recht tot overbuldering wordt toegekend. De industrie heeft aan macht ingeboet, aangezien haar recht op lawaai wordt beknot en gecensureerd.

Dit machtsaspekt is in de pop, rock e.d. muziek wellicht een wezenskenmerk, waarbij de onderwerping aan de geluidssterkte en het ontzag ervoor, een absolute erkenning van een hogere macht inhoudt. Een onderwerping die voor de vrijwillig onderworpene (ook al kan die vrijwilligheid gevolg zijn van de manipulatie van de bewustzijnsindustrie) een roes schept waarin, op grond van de erdoor afnemende hersenfuncties, en op grond van de erdoor afnemende perceptorische differentiatie, hij zich euforisch beveiligd weet, ontdaan van verantwoordelijkheid en arbeidslust.

Daarom is rock-muziek e.d., de échte goddelijke muziek, omdat zij een erkennend verzaken aan eigen macht insluit, en daarom ook heeft zij de plaats en functie van de religie ten volle overgenomen. Zij betekent voor de rock-belijder een opgenomen worden in het Al. Daarin berust haar groot sociaal gevaar.

Industrieel lawaai is zeker schadelijk en weinig normaal begaafden die met de onderzoeksresultaten terzake vetrouwd zijn zullen dit nog afstrijden, vooral omdat de blootstelling hier omzeggens nooit echt vrijwillig gebeurt. Het lawaai is hier een afvalprodukt dat men zoveel mogelijk dient te beperken. Alle geciviliseerde landen hebben wat dit betreft overigens wettelijke, weliswaar zelden voldoende strenge maatregelen genomen. Helaas schort er in al deze landen heel wat aan de naleving daarvan.

Waarom bvb. worden niet alle bromfietsen en moto's, waaromtrent in België het KB van 10/10/74 en 27/04/76 bestaat, die zich aan geluidsoverlast schuldig maken, vervolgd ? Maar de opzettelijke produktie van geluid en vooral het blootstellen eraan van personen die daarom niet gevraagd hebben, lijkt me een nog veel zwaarwichtiger en problematischer misdrijf.

Het is daarbij niét aan de wetgever individuen tegen henzelf te beschermen. Om die reden trouwens lijkt mij een verbod op zelfmoord niet alleen onzinnig maar ook volkomen nutteloos, en, dit kan doorgetrokken worden voor alle andere vormen van zuivere zelfmutilatie, zoals druggebruik, masochisme en natuurlijk ook het zich blootstellen aan gevaarlijke geluidsniveaus. In tegenstelling tot andere vormen van zelfverminking echter, bestaat in de sektor van het auditieve het gevaar ook derden onvrijwillig te verminken, en dit laatste vraagt onverbiddelijk om wettelijke beteugeling. Het aan derden doen ondergaan van niet alleen een gevaarlijke geluidsdruk, maar evenzeer van welkdanig geluid ook dat niet op grond van aantoonbaar nut (informatief, kommunicatief of functioneel, zoals in het geval van waarschuwing of bericht, het gesprek of het minimaal nodig geluid om een bepaald produktief resultaat te bekomen) kan worden verantwoord, moet mijns inziens als een vorm van geweldpleging vervolgbaar worden gesteld.

Het spreekt vanzelf dat ik, en velen met mij, dan ook alle draagbare en van luidsprekers (tegenover de zoveel socialere koptelefoons) voorziene geluidsapparatuur, gebannen wil zien uit openbare plaatsen zoals parken, stranden, bossen, natuurgebieden, stations, openbare gebouwen, vervoermiddelen e.d. Onze ogen kunnen we afwenden van wat we niet wensen te zien en bovendien kan niet worden aangetoond dat wat we niet wensen te zien ons oog zou aantasten (dit met uitzondering van stroboskopen en lichtflitsen van dewelke de schadelijkheid voor het oog overtuigend is aangetoond, en die niettemin - mag het een toeval heten ? - precies in de dancings en bij pop-concerten erg in zwang zijn). Onze oren daarentegen zijn permanent geopend en uitermate kwetsbaar. Precies daarom moet alle geluidsproductie die buiten afgesloten en akoestisch geïsoleerde ruimten hoorbaar is voor personen die daarom niet verzoeken, als overbodig lawaai worden veroordeeld en beteugeld. De Belgische wet is wat dit alles betreft uitermate gebrekkig. Enkele voorbeelden daarvan ter illustratie. Het algemeen reglement op de arbeidsbescherming gebiedt met betrekking tot geluidsoverlast, een regelmatige medische kontrole van die arbeiders die onder gehoorschade zouden kunnen te leiden hebben. Zulk reglement is echter ronduit belachelijk omdat gehoorschade onomkeerbaar is. Het reglement regelt dus eigenlijk helemaal niet maar strekt er alleen toe de slachtoffers te tellen en na te gaan hoe lang ze het zullen uithouden. Analoog aan de regelingen die men kent in radioaktieve zones, moeten ook hier absolute grenswaarden, naar duur, toonhoogtestruktuur en intensiteit, in de wet worden opgenomen. De iets recentere Belgische wet (K.B. van 24/2/77) op de geluidssterkte van elektronisch versterkte muziek, is, hoewel we die als eerste stap zeker toejuichen, al evenzeer gebrekkig. Volgens die wet mag het geluidsniveau van elekronisch versterkte muziek nooit en op geen enkele plaats waar mensen zich kunnen bevinden, de 90 dBA grens overschrijden. Hier is een, overigens zinnige grenswaarde in de wet gegeven. Zinnig omdat, zoals gezegd, 90 dBA het niveau is waarop fysische letsels toegebracht kunnen worden. De wet is echter te tolerant omdat hij niets zegt over de toelaatbare tijdsduur voor onder die grens liggende geluidsnieaus. Ook zegt de wet niets over de vrijwilligheid van de toehoorder en over het toelaatbaar niveau buiten de plaats waar de vrijwillige luisteraars zich bevinden. De wet op het burengerucht, die hier zou kunnen worden ingeroepen, is evenwel al even belachelijk als die op de arbeidsbescherming inzake geluid. Immers hier dient de meting te gebeuren bij de klagende buur, met gesloten ramen en deuren. De geluidsagressor wordt in de wet niet eens opgelegd ramen en deuren te sluiten, maar wel het slachtoffer! België mag dus al enige wetgeving, hoe gebrekkig ook, terzake hebben, de toepassing ervan is er helaas zo goed als onbestaande. Het tijdschrift Test Aankoop/Test Achats (11/77, nr. 184, p. 29) heeft enkele jaren geleden metingen verricht, en mat waarden tot 120 dBA voor een concert van ene op grond hiervan volstrekt misdadige Eric Clapton, en kwam tot de bevinding dat alle popkoncerten die ze opmaten in overtreding waren met de wet. Ook het grootste deel der diskos en dancings is in overtreding, en maakt zich derhalve schuldig aan het toebrengen van letale letsels aan personen.

Bovendien laten ook de media niet na voor zulke vormen van akoestische geweldpleging openlijk propaganda te voeren, iets wat o.i. net zo goed als propaganda voor bvb. morfine, zou moeten worden verboden. Op elk pakje staat een waarschuwing, maar op rock- en popmuziek zou zoiets veel gepaster zijn. Zelfs zich socialistisch noemende kranten, zoals bvb. het in Vlaanderen verschijnende dagblad Vooruit/De Morgen, dat daarvoor ene Jacky Huys in dienst heeft, bestaat het zich hieraan doorlopend schuldig te maken, en beseffen niet eens dat zij de volksgezondheid ernstig in gevaar brengen. Dat zij zich daarbij nog een progressief imago toemeten op de koop toe, en daarin wellicht gevolgd worden door een kudde hersenlam geslagen schapen, maakt hen een publiek gevaar. De tijd lijkt mij overrijp om niet alleen als musici, maar ook als mensen bekommerd om het behoud van onze perceptorische mogelijkheden, en dus van onze menselijke waarde en gezondheid, de strijd tegen het geluid ernstig aan te binden.

Dat ernstige en denkende musici en muziekliefhebbers hierin een belangrijke rol te spelen hebben ligt daarbij voor de hand.

Zij zijn het als het ware aan hun beroep en hun liefde verplicht. Dat musici uit de avant-garde sektor eerder nog dan anderen betrokken zijn, is een logisch gevolg van hun interesse in het vergroten van de akoestisch-perceptorische en produktieve mogelijkheden binnen de muziek, hun zoeken naar nieuwe klankdifferentiaties en hun betrokkenheid op het klanklandschap dat hen doorlopend en onvermijdelijk omringt, en waarbinnen hun klinkende aktiviteit zich afspeelt.

Gezien het grote belang van deze problematiek en de grote dringendheid er wat aan te doen, wil ik dit hoofdstuk niet anders besluiten dan met een praktische verklaring, en een oproep tot praktische navolging daarvan. Daarom heb ik de raad van beheer van Stichting Logos volgende maatregel voorgelegd en heeft die er zijn goedkeuring aan gehecht:

"Rekening houdend met de overtuigend aangetoonde blijvende schadelijke werking van geluidsintensiteiten hoger dan 90 dBA en, in overeenstemming met de Belgische wet terzake, houden wij eraan het publiek ter kennis te brengen dat wij deze grens bij koncerten waarvoor wij als verantwoordelijke organisatie instaan, niet zullen overschrijden.

Ten overstaan van bij ons optredende musici, behouden wij ons het recht voor, alle technische maatregelen te nemen om deze grens te doen in acht nemen, inklusief zelfs, het totale afsnijden van de stroomvoorziening der geluidsapparatuur, onverschillig of deze ons dan wel de betrokken musici toebehoort. Technisch zal de gemiddelde geluidstrekte gemeten over perioden van 0,5 seconden de 90 dBA en op 1 meter van elke geluidsbron voor elektronisch ten gehore gebrachte muziek niet mogen overschrijden. Bij overschrijding van deze norm, vervallen automatisch alle kontraktuele en andere verbintenissen van Stichting Logos tegenover ieder lid van de in overtreding zijnde groep, afzonderlijk zowel als tegenover de groep als geheel, ook al zou de overtreding slechts zijn gedaan door één enkel lid.

Via deze weg roepen wij tevens andere koncertorganisaties op, gelijkaardige maatregelen te nemen en deze in hun kontrakten op te nemen. Bovendien roepen wij iedereen op bij de betrokken overheid klacht neer te leggen, overal waar geluid van welke aard dan ook, een agressie inhoudt. Als wij dan nog langer stom blijven, worden we immers doof !"


BIBLIOGRAFIE

R. MURRAY SCHAFER "The Tuning of the world", ed. A. Knopf, New York, 1977

ook in het Frans vertaald als :

"Le Paysage Sonore", ed. J.-C. Lattès, France, 1979

R. MURRAY SCHAFER "The New Soundscape", ed. BMI, Ontario, 1969

ook in het Duits als :

"Die Schallwelt in der wir leben", ed. Universal Edition, Wien, 1971

Michael RODDA "Noise and Society", ed. Oliver & Boyd, London, Edinburgh, 1967

J. C. LAFON "The Phonetic Test and the measurement of hearing", ed. Centrex, Eindhoven, 1966

ENQUETE, <<Le bruit dans les Concerts et les Dancings>>, in: Test-Achat, nov.1977, Nr. 184 P.27-30.

Fritz WINCKEL "Music, Sound and Sensation", Ed. Dover Inc. N.Y. 1967


Filedate: 28 september 1982

Terug naar inhoudstafel kursus: <Index Kursus> Naar homepage dr.Godfried-Willem RAES  Audioperceptie