Prof.Dr.Godfried-Willem RAES

Kursus Experimentele Muziek: Boekdeel 3: Vormleer

Hogeschool Gent : School of Arts


<Terug naar inhoudstafel kursus>

   

3120:

Minimal-Harmonie

 

Minimal music, richt de aandacht eerder op het gradueel verloop en de ontwikkeling van bij voorkeur meerduidige muzikale patronen, dan op enige ontwikkeling van wat men traditioneel 'melodie' , of algemener 'lijn', noemt.

De harmonische opbouw in harmonisch georienteerde minimal music (dit is tevens de kommercieel gezien meest suksesrijke verschijningsvorm van het genre) bestaat veeleer uit verschuivingen dan wel uit een voorwaartse beweging of progressie. Anders dan in tonale/modale muziek, heeft zij niet echt een richting in haar verloop. Hierdoor wordt zij door veel akademisch gevormde musici als modaal aangeduid, terwijl ze -wanneer we het begrip tonaliteit iets ruimer opvatten- eigenlijk richtingloos-tonaal is: er wordt doorlopend gemoduleerd.

Wat de ritmische struktuur betreft, mag de verruimde hoketus techniek tot een van de meest essentiele middelen en procédes van deze minimal muziek gerekend worden.

Opgelet echter: er is heel wat minimal muziek die niet binnen deze vormtechnische beschrijving te vatten is. Zo bijvoorbeeld de muziek van Phill Niblock, Phil Corner, La Monte Young... De techniek die we hier beschrijven is in eerste plaats geldig voor wat we de 'derivate' minimal muziek (dus niet de eerste generatie) zouden moeten noemen, een muziek die in hoge mate teruggaat op klassieke harmonie en het westers getemperd toonsysteem.

 

Uiteraard is dergelijke techniek slechts mogelijk wanneer de muziek zich integraal afspeelt binnen een uiterst rigied tempo. Omwille van deze onwrikbaarheid van de 'beat' kan men deze muziek beschouwen als kollektiviserend, dit dan in kontrast met het individualisme van de romantische expressie, waarbij tempoveranderingen en rubato essentieel zijn. In dit laatste idioom, wordt de luisteraar geacht het zich in de muziek uitdrukkende individu doorheen zijn gemoedsbewegingen te volgen. Hij 'onderwerpt' zich dan ook aan de muziek van een ander (een 'meerdere' in kultuurideologisch opzicht). In de minimal muziek, is er veeleer sprake van een kollektief deelachtig zijn aan een gemeenschappelijke ervaring. Deze muziek zwelgt de luisteraar op, omdat hij haar steeds kan anticiperen zonder dat zijn anticipatie ooit verstoord wordt door de individuele 'wil-(le)keur' van de muzikus op het podium.

 

Technische analyse van enkele procedes eigen aan de repeterende minimal muziek:

Lubomyr MELNYK: de 'eeuwige' kadens : minimum twee tot vijf akkoorden die onderling in een logisch harmonisch verband staan worden alsmaar alternerend herhaald. Zo krijgen we een cyclische kadens.

vb. het thema van Phill Glass' opera 'Einstein on the Beach' is niets meer dan een enkele cyclische kadens op volgende akkoorden:

Fm Db A B7 E

Het beroemde 'Piano Phase' van Steve Reich, bestaat uit slechts 2 akkoorden in hoketus techniek gespeeld op elk van beide pianos:

invullen (zie GMT demo kode)

Op minimal gebaseerde improvisatietechniek is een genre dat vaak teruggevoerd wordt op voorbeelden uit de etnische muziek: Afrikaanse percussiemuziek en ook wel, Indonesische Gamelan. Deze etnische voorbeelden hebben evenwel zelden het soort kadensen die de westerse (in hoofdzaak amerikaanse) minimal muziek aan de klassieke harmonie ontleende. Wel treft men er vaak de hoketus-techniek aan, evenals de techniek waarbij bovenop bepaalde metrisch-ritmische patronen, geimnproviseerd wordt met kwazi uitsluitend de metrische plaatsing van klanken binnen een teleenheid. (vb. een voorslag wordt gespeeld nu eens op de tijd, dan weer ervoor waardoor een geleidelijke aksentverschuiving ontstaat).

 

De Canadese improvisator/komponist Peter Denny schreef heel wat dergelijke schemas die op zich een muziekstuk helemaal bepalen. Zijn partituren bestaan uit niets meer dan deze schemas en soms enkele speelaanwijzingen.

 

vb.: Quaver=69, 4/4 - Improvised notes are only chordal notes

 

1. Ab EEEE Fm EEEE / (3x)

2. Gm add 4 EEEE Dm add 4 EE Cm add 4 EE / (3x)

3. Ab EEEE Gm add 4 EEEE / Fm EEEE Dm add 4 EE Cm add 4 EE / (3x)

4. Ab EEEE Fm EEEE / Gm add4 EEEE Dm add4 EE Cm add4 EE /(3x)

 

In de eerste regel wordt het eerste paar akkoorden voorgesteld.

In de tweede regel komt een tweede koppel, waarbij echter het tweede element op zich weer een koppel vormt.

In regel 3 volgt dan de hoketus-techniek toegepast op beide koppels Ab,Gm+4 en Fm,(Dm+4 Cm+4)

In de vierde regel bewegen de koppels zich weer uit elkaar.

 

Ook kan worden uitgegaan van een akkoordkoppel, waarbij dan in de loop van het stuk gradueel tussenakkoorden worden ingepast. Hierdoor wordt het patroon verlengt.

Een voorbeeldje van dezelfde Peter Denny ('Reflex Blue'):

 

1. D7 D7sus4

2. D7 Bm+4 D7-4

3. D7 Bm+4 E6 D7-4

4. D7 Bm+4 E6 A6 D7-4

5. D7 Bm+4 E6 A6 F#m7 D7-4

 

Het algoritme is hier erg eenvoudig: er wordt telkens een akkoord als voorlaatste element in het patroon ingeschoven en wel zo dat dit ingeschoven akkoord op min of meer plausibele wijze oplost in het oorspronkelijke slotakkoord.

Alle akkoordopeenvolgingen bekend uit de 'klassieke' harmonie zowel als uit de 'jazz'-harmonie kunnen gebruikt worden in een minimal-kontekst. Wel kan erop gewezen worden dat de klassieke regels voor het stemverloop in akkoordbewegingen hier zelden tot nooit worden gevolgd, eerder zelfs in tegendeel, omdat een al te logisch en sprongenvrij verloop binnen de stemmen en te eenvormig patroon zou opleveren, of, een patroon dat niet zou toelaten een veelheid aan 'Gestalten' op te bouwen. Ook is het zo dat vele komponisten en improvisatoren die binnen deze stijlrichting aktief zijn, nooit klassiek harmonie als leervak te verwerken kregen, maar wel -en meestal uitsluitend- vertrouwd zijn met de akkoordsekwensen zoals die voorkomen in jazz- en lichte muziek (becijferingen en akkoorden in letternotati Partituren in traditionele zin zijn van minimal muziek heel vaak niet of nauwelijks te verkrijgen. Een van de belangrijkste redenen daarvoor is dat ze eigenlijk ook helemaal niet bestaan en voor de uitvoering van de stukken ook niet eens nodig zijn. De musici kunnen volstaan met memotechnische akkoordschemas eventueel aangevuld met metrische en ritmische indikaties. Partituren van minimal muziek, zoal ze bestaan en gepubliceerd worden, ontstonden steevast lang na de uitvoering van de betreffende stukken en alleen op vraag van de naspeel-markt. Hierin verschilt deze muziek in niets van de rockmuziekscene, waarvoor men ook kan stellen dat de partituren pas ontstaan na de muziek zelf. Dat ze ueberhaupt ontstaan heeft ook veel meer te maken met auteursrechterlijke beschouwingen dan met uitvoeringstechnische.

 

Peter DENNY: "Menace" (1991)

Q=84 - 1 maat per akkoord - kontinu.

 

1. Em Eb+ F#m Bm7b5

2. Em Eb+ F#m Dm Bm7b5

3. Em Eb+ F#m Dm Bm7b5 Gm7b5

4. Em Cm Eb+ F#m Dm Bm7b5 Gm7b5

5.|: Em Cm Eb+B6no5 F#m Dm Bm7b5 Gm7b5 :|

6. Em Eb+ F#m Gm7b5

end: Em Fm Bbm F#m Dm Em

 

ref.: Musicworks 54, autumn 1992 - Logos archives


Filedate: 921102 / 2012-11-26

Terug naar inhoudstafel kursus: <Index Kursus>

Naar homepage dr.Godfried-Willem RAES